REMKO CMF / CMT
Bedieningspaneel
Warmtepompmanager
(bediening en display)
LET OP
Let erop, dat de weersafhankelijke thermostaat bij
noodbedrijf niet functioneert. Beperk daarom
de aanvoertemperatuur bij de regeling van de elek-
trische bijverwarming of bij de externe regeling van
de verwarmingsketel op een aan het verwarmings-
distributiesysteem aangepaste maximale tempera-
tuur!
(bijv.: bij vloerverwarmingen max. 55 °C)!
28
Groen controlelampje brandt
de buitenmodule wordt aangesproken
Rood controlelampje brandt:
De buitenmodule heeft een storing
Functieschakelaar
Stand I: Normaal bedrijf
Hiermee wordt de installatie aangezet. De warmtepomp en een evt.
aanwezige 2e warmtegenerator (elektrische ver-warming van 6 kW
of verwarmingsketel) worden vraag- en weersafhankelijk automa-
tisch aan- en uitgezet en geregeld.
Stand 0: UIT
Stand II: Noodverwarming
Hiermee worden alle circulatiepompen en de 2e warmtegenerator
(el. verwarming van 9 kW of verwarmings-ketel) direct, zonder de
warmtepompmanager, aangezet.
Gebruik deze stand uitsluitend als de warmtepomp last heeft van
een ernstig defect (bijv.: defecten van de buitenmodule of van de
warmtepompmanager). Eventueel kan deze functie ook handig zijn,
als de verwarming al gebruikt wordt terwijl de buitenmodule nog
niet geïnstalleerd is of de inbedrijf-stelling nog niet is afgesloten.
Als de warmtepomp uitgeschakeld is (stand 0 van
de functieschakelaar) is de verwarmingsinstallatie
uitgeschakeld. Er is geen antivriesfunctie.
NOTA BENE