Opmerkingen bij de inbedrijfstelling
Met de warmtepompmanager
Multitalent wordt de hele verwar-
mingsinstallatie volledig bediend en
bestuurd.
De warmtepompmanager wordt
door middel van de bedieningseen-
heid bediend. De bedieningseen-
heid wordt op het basisapparaat
gestoken geleverd en bevindt zich
achter de klep in de binnenmodule.
A
De warmtepompmanager wordt
met de volgende toetsen bediend.
Met de draaiknop (A)
kan tussen de weergege-
ven menupunten worden
gebladerd of kunnen
instelwaarden worden
gewijzigd.
Als u op de Home-knop
Home
(B) drukt, komt u altijd
weer in het standaard
display.
Elke van de vier functie-
toetsen (C) staat voor
een van de vier regels
in het display. Door op
een F-toets te drukken
kan een menupunt of
instelwaarde geselecteerd
worden.
LET OP
Na een stroomuitval e.d. kan
de eerder geprogrammeerde
configuratie door op de func-
tietoets naast Ende te druk-
ken direct weer geactiveerd
worden. Dit geschiedt ook
automatisch na een wachttijd
van 10 minuten.
Vanuit de fabriek is installatie 1
■
voorgeïnstalleerd. Na een reset
van de warmtepompmanager
worden de parameters door
installatie 1 geladen.
Voor de eigenlijke inbedrijfstel-
C
■
ling dient een intensieve visuele
controle plaats te vinden.
Schakel de spanning in.
B
■
Het volgende scherm verschijnt
■
in het display van de Multita-
lent.
Installation
Controleer welk installatiesche-
■
ma gebruikt is (zie hydraulische
schema's in het handboek bij
de warmtepomp-manager)
Als installatieschema 1 geschikt
■
is, hoeft slechts op de F-toets
naast Ende te worden gedrukt.
Als voor een ander installatie-
schema wordt gekozen, moet
de F-toets naast OK worden
ingedrukt om de installatie te
starten.
De configuratie in het instal-
■
latiemenu voor de gekozen
hydraulica met de bijbehorende
parameters moet volledig door-
geprogrammeerd worden (zie
hydraulische schema's in het
handboek bij de warmtepomp-
manager).
De installatie moet op de per-
■
soonlijke waarden van de klant
worden afgestemd (bijv. aan-
voer-/voorlooptemperatuur).
De meegeleverde verkorte
■
handleiding geeft een overzicht
hoe de belangrijkste waarden
ingesteld moeten worden.
Na de configuratie dient de
■
installatie opgestart te worden
en dienen de gemeten waarden
in een inbedrijfstellingsprotocol
geregistreerd te worden.
NOTA BENE
Uitsluitend een door REMKO
bevoegde installateur mag de
Ende
warmtepompmanager inbe-
drijfstellen en programmeren.
NOTA BENE
OK
Belangrijke details voor een
succesvolle inbedrijfstelling
vindt u in het handboek bij de
warmtepompmanager.
NOTA BENE
Tijdens een inbedrijfstelling
kan er slechts één typische
voorinstelling van de warm-
tepompmanager geprogram-
meerd worden. Vanwege
verschillende gewoontes van
gebruikers en bouwsubstanties
moeten aparte instellingen
eventueel geoptimaliseerd wor-
den. Vooral tijdens de eerste
verwarmingsperiode
29