12. Gebruik van de Wi-Fi-functie
Selecteer de beelden en verstuur ze ([Afbeeldingen versturen van camera])
1
Selecteer het menu.
[Wi-Fi] >
[Nieuwe verbinding] > [Afbeeldingen versturen van camera] >
[PC]
2
Selecteer [Via netwerk] of [Direct] en maak de verbinding.
3
Selecteer de PC waarmee u verbinding wilt maken.
•
Als de PC waarmee u verbinding wilt maken niet weergegeven wordt, selecteer dan
[Handmatige invoer] en voer de computernaam van de PC in (naam van NetBIOS voor
Apple Mac computers).
4
Selecteer de map waarnaar u de beelden wilt versturen.
•
Als de verbinding gemaakt is, wordt het scherm weergegeven. Om de instelling voor het
versturen te veranderen, drukt u op [DISP.].
5
Selecteer [Enkelvoudig select.] of [Multi selecteren].
•
Om de instelling te veranderen of om af te sluiten, drukt u
op [Wi-Fi].
(P242)
6
[Enkelvoudig select.] instelling
1 Selecteer de opname.
2 Selecteer [Inst.].
[Multi selecteren] instelling
1 Selecteer de opname. (herhalen)
•
De instelling wordt gewist als het beeld opnieuw
geselecteerd wordt.
2 Selecteer [Uitvoer.].
•
Het aantal beelden dat door [Multi selecteren]
verzonden kan worden, is beperkt.
•
Het bevestigingsscherm wordt afgebeeld. Dit gebeurt wanneer [Ja] geselecteerd wordt.
•
In de gespecificeerde map zullen mappen gecreëerd worden op grond van de verstuurde
gegevens en de gegevens zullen in die mappen bewaard worden.
•
Als het scherm voor een gebruikersaccount en de invoering van een password verschijnt, voer
dan het password in dat u op uw PC ingesteld heeft.
•
Als de computernaam (naam van NetBIOS voor Apple Mac computers) een spatie (leeg
karakter) enz. bevat, kan het zijn dat de naam niet correct herkend wordt.
Als een verbindingspoging mislukt, adviseren wij dat u de computernaam (of naam van
NetBIOS) verandert in een naam bestaande uit alleen alfanumerieke karakters, van maximaal
15 karakters.
(P282)
260
(P273)