9. Stabilisator, zoom en flitser
Veranderen van de flitsermodus
Toepasbare modi:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
1
Selecteer het menu.
[MENU] >
2
Druk op 3/4 om [Flitserfunctie] te selecteren en druk vervolgens op [MENU/SET].
3
Op 3/4 drukken om het onderdeel te kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
([Flitser altijd aan])
‰
([Gdw. aan/rode-og])
([Langz. sync.])
([Lngz. sync./
rode-og])
De flits wordt tweemaal geactiveerd.
Het interval tussen de eerste en tweede flits is langer wanneer [
ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot de tweede flits geactiveerd wordt.
•
Het effect van de rode-ogenreductie verschilt van mens tot mens. Als de persoon bovendien
ver van de camera stond of niet naar de eerste flits keek, kan dit effect ook minder evident zijn.
Sluitertijd voor elke flitsfunctie
∫
Flitsinstelling
‰
¢ Dit wordt 60 seconden tot 1/50e van een seconde in Sluiter-Prioriteit AE-Modus en de
handmatige belichtingsmodus.
•
Als de flitser geactiveerd is, is de snelste sluitertijd die geselecteerd kan worden 1/50 van een
seconde.
•
In de Intelligent Auto modus (
geïdentificeerde scène.
(P37)
[Opname] > [Flitser]
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
•
Gebruik deze functie wanneer uw object
achtergrondbelichting heeft of onder fluorescent licht staat.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de
flits geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van
personen op een donkere achtergrond.
•
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto's verbeteren.
Sluitertijd (Sec.)
1/50e
¢
of
) verandert de sluitertijd afhankelijk van de
Flitsinstelling
Œ
203
] of [
]
Sluitertijd (Sec.)
1 tot 1/16000e
60 tot 1/16000e