7. Instellingen van sluiter en drive
•
De burst-snelheid kan afhankelijk van de volgende instellingen lager worden.
–
[Fotoresolutie]
–
[Kwaliteit]
(P129)
–
[Gevoeligheid]
–
Focusmodus
–
[Prio. focus/ontspan]
•
De burst-snelheid kan ook ingesteld worden met [Burstsnelh.] in het [Opname]-menu.
•
Raadpleeg
P129
4
Stel scherp op het onderwerp en maak een
beeld.
•
De ontspanknop helemaal ingedrukt houden om de
burstfunctie te activeren.
Annuleren van de burst-modus
∫
Selecteer [
] ([Enkel]) of [
Scherpstellen in burstfunctie
De manier om scherp te stellen varieert en is afhankelijk van de instelling van de
focusmodus
(P136)
[Voorkeuze]-menu.
Focusmodus
[AFS]
¢1
[AFF]/[AFC]
[MF]
¢1 Als het onderwerp donker is, of als de burst-snelheid op [SH] gezet is, wordt de focus vast
ingesteld op het eerste beeld.
¢2 De burstsnelheid kan lager worden omdat de camera voortdurend scherpstelt op het object.
¢3 De burstsnelheid krijgt voorrang en de focus wordt geschat binnen het mogelijke bereik.
(P128)
(P158)
(P136)
(P146)
voor informatie over RAW-bestanden.
] in de drive-modussen.
en de instelling van de [Prio. focus/ontspan]
[Prio. focus/ontspan]
[FOCUS]
[RELEASE]
[FOCUS]
[RELEASE]
—
(P167)
Bij de eerste opname
Normale scherpstelling
Voorspelde scherpstelling
Focus ingesteld met handmatige focus
169
4:3
AFS
AFS
L
H
50 i
(P146)
in het
Focus
¢2
¢3