Simrad AP50 Autopilot
4
5. Voor de Wal instellingen (pagina 48):
a) Master operation
b) Type schip selectie
c) Scheepslengte selectie
d) Voltage selectie aandrijf unit
e) Roer kalibreren
f) Automatische roer test
g) Roer limiet
h) Deadband (Vrije slag) roer
i) Type boegschroef
6. Interface setup voor Junction unit, GI51 en NI300X, mits
geïnstalleerd (pagina 55)
7. Voer de instellingen in het Gebruiker Setup menu uit voor
snelheid bron, Kompas bron en NAV bron. Ref. AP50
Bedieningshandboek.
8. Voor de Wal autopilot testen (zie Bedieningsinstructies in het
AP50 Bedieningshandboek)
a) Alle stations testen (indien van toepassing) – lock/unlock
– actief /inactief
b) Test Non-Follow-Up mode
c) Test Follow-Up mode
d) Test Auto mode
e) Test Auto Work mode
f) Test Nav mode en invoer interfaces (indien aangesloten)
inclusief optionele koers sensoren
g) Test Nav-Work mode
h) Testen van interface uitvoeren naar externe apparatuur
(indien aangesloten)
9. Proefvaart instellingen (pagina 61):
a) Kompas kalibreren
b) Kompas correctie instelling
c) Boegschroef instelling
d) Snelheid bron
e) Kruissnelheid instellen
f) Nul stand roer instellen
g) Draaisnelheid instellen
h) Handmatige afregeling
i) Reactiesnelheid
j) Automatische afregeling
10. Autopilot werking testen op Zee (zie Proefvaart instructies,
pagina 71)
11. De gebruiker afdoende instrueren (pagina 72)
20221123 / B