2 INSTALLATIE
2.1 Algemeen
2.2 Uitpakken en hanteren
2.3 Installatie index
20221123 / B
Deze sectie verschaft gedetailleerde informatie die benodigd is
voor een succesvolle installatie van het AP50 autopilot systeem.
Het AP50 systeem omvat meerdere modules die in verschillende
locaties op het schip gemonteerd moeten worden en tenminste
met drie verschillende systemen op het schip een interface
moeten bezitten:
• Het besturing systeem van het schip
• Het elektrische boordnet systeem (stroomtoevoer)
• Overige apparatuur aan boord (NMEA interfacing)
Voorts verlangen de geavanceerde mogelijkheden van de AP50
dat de installateur een serie instellingen en testen uitvoert om de
correcte werking van het systeem te verifiëren, zie onderstaande
checklist.
Het uitpakken en hanteren van de apparatuur dient met zorg te
geschieden. Er dient een visuele controle te worden uitgevoerd
om zeker te stellen dat de apparatuur tijdens verzending niet is
beschadigd en dat alle componenten conform de paklijst
aanwezig zijn.
De standaard leveringsomvang van een basis AP systeem kan
bestaan uit:
• Control unit met standaard installatie accessoires.
• Junction unit (J50, J50-40) en een 15 m (49') Robnet kabel.
• RFC35R Rate Kompas met 15 m (49') aangesloten kabel.
• RF300 Feedback unit met 10 m (33') aangesloten kabel en
koppelstang.
• Een aan de installatie aangepaste aandrijf unit (tenzij de
AP50 een bestaande aandrijf unit gaat aansturen).
• Optionele apparatuur zoals eventueel reeds eerder is besteld.
1. Bepaal de systeem configuratie die u installeert (pagina 5)
2. Voer de hardware installatie uit (pagina 5)
3. Sluit externe NMEA apparaten aan (invoeren en uitvoeren,
pagina 39)
4. Stel de taal in
Installatie
3