∆
VOORZICHTIG
• Gebruik het rempedaal om op een helling stil te blijven staan. Gebruik het gaspedaal niet.
Om het voertuig tot stilstand te brengen, laat u het gaspedaal los en drukt u het rempedaal in tot het voertuig vol-
ledig stopt.
HET VOERTUIG PARKEREN EN VERLATEN
1. Nadat u het voertuig volledig tot stilstand hebt gebracht, drukt u het rempedaal krachtig in, totdat het blokkeert.
Het voertuig kan dan niet wegrollen.
2. Draai de contactsleutel op uit (OFF) en plaats de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar op VRIJLOOP (N).
Verwijder de sleutel als het voertuig niet wordt gebruikt.
3. Uitsluitend IQ System voertuigen: Met de slepen-/rijdenschakelaar op RIJDEN zal de nulsnelheiddetectie,
ongeacht de stand van de vooruit-/achteruithendel of de contactsleutel, voorkomen dat het voertuig zich
sneller dan 1,5 tot 3 km/u verplaatst, tenzij het gaspedaal wordt ingedrukt. Dit voorkomt dat het voertuig (met
parkeerrem uitgeschakeld) te snel zou wegrollen om te voet ingehaald te worden. Zie ook 'Zero Speed
Detect (nulsnelheiddetectie)', pagina 21.
LADEN EN LOSSEN
∆
WAARSCHUWING
• Zorg dat de parkeerrem goed ingeschakeld is voor u het voertuig begint te laden.
• Laat niemand op het laadplatform zitten.
• Verminder de lading en snelheid van het voertuig bij het bestijgen of afdalen van hellingen of op
oneffen terrein.
• Overschrijd het nominale laadvermogen van het voertuig niet. Het nominale laadvermogen geldt
alleen voor vlak terrein.
• Overbelasting kan de wegligging van het voertuig beïnvloeden of defecten veroorzaken die het
voertuig onbestuurbaar maken en tot ernstige of dodelijke verwondingen kunnen leiden.
• Verminder de snelheid en vermijd onverhoeds remmen wanneer u achteruitrijdt. Als u deze waar-
schuwing negeert, kan het voertuig omslaan of achteroverkantelen.
• Plaats geen vracht op de achterklep. Wanneer het voertuig in beweging is, moet de achterklep
omhoog staan en goed vergrendeld zijn.
• Om te voorkomen dat de lading verschuift en mogelijk het voertuig doet kantelen, mag u niet
abrupt optrekken, stoppen of draaien. Het zwaartepunt van de lading kan de wegligging, de
bestuurbaarheid en het remgedrag van het voertuig beïnvloeden.
• Om te voorkomen dat de lading gaat schuiven en mogelijk een passagier verwondt of de weglig-
ging van het voertuig beïnvloedt, moet u zich ervan verzekeren dat de lading goed vastgemaakt is.
• Vermijd topzware ladingen. Het zwaartepunt van de vracht mag nooit meer dan 38 cm boven de
bodem van het platform komen.
• Maak het laadplatform altijd leeg voor u het voertuig met een takel, krik of ander heftoestel optilt.
Handleiding voor de eigenaar van een elektrisch gebruiksvoertuig van 2005
Laden en lossen
pagina 23