VOORBEWERKING EN DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES
Leder Club Car-voertuig is grondig onderzocht en afgesteld in de fabriek; wanneer u uw nieuwe voertuig(en) in bezit
neemt, moet u echter vertrouwd zijn met de bedieningen, indicators en werking. Controleer elk voertuig zorgvuldig
en vergewis u ervan dat het in perfecte staat verkeert voor u de levering aanvaardt.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw voertuig. U dient deze lijst dagelijks te gebruiken om ervoor te zorgen
dat het voertuig in goede staat verkeert en conform het Periodiek onderhoudsschema op pagina 27 wordt gebruikt.
Eventuele defecten moeten worden hersteld door uw Club Car-distributeur/dealer of een getrainde monteur.
• Algemeen: Alle onderdelen moeten correct gemonteerd en geïnstalleerd zijn. Verifieer dat alle moeren,
bouten en schroeven goed vastzitten.
• Veiligheids- en informatiestickers: Verifieer of alle veiligheids- en informatiestickers aangebracht zijn. Zie
pagina's 8 tot en met 14.
• Banden: Controleer de bandenspanning. Zie Voertuigspecificaties op pagina 36. Controleer de banden
op slijtage en schade en ga na of ze voldoende spanning hebben.
• Accu's: Controleer voor het eerste gebruik of het elektrolytpeil voldoende is (Figuur 11 , pagina 30). Con-
troleer de accuklemmen. De kabels moeten goed vastzitten en corrosievrij zijn. De accu's moeten volledig
opgeladen zijn.
• Ladersnoer, stekker en stopcontact: Voer een visuele controle uit op scheurtjes, loszittende aansluitingen
en gerafelde kabels. Zie Stekker en stopcontact op pagina 33.
∆
WAARSCHUWING
• Verwijder het plastic van de zitting voor u het voertuig gebruikt. Dit nalaten kan brand, materiële
schade en ernstige of dodelijke verwondingen veroorzaken.
DE WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de rij-instructies hebt gelezen en
begrepen, maakt u een proefrit.
Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van het voertuig en ga dagelijks na of het juist werkt. Eventuele defecten
moeten worden hersteld door uw Club Car-distributeur/dealer of een getrainde monteur.
Alle voertuigen
• Vooruit-/achteruithendel: Controleer of deze goed werkt. Zie Bedieningen en aanwijzers op pagina 15.
• Remmen: Verifieer dat deze goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt inge-
drukt, mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen tot stil-
stand komen. Indien het rempedaal verder dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of niet
stopt, moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afge-
steld zijn dat het pedaal beslist niet tot tegen de vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op
hellingen tot maximum 20%). Bij een druk op het gaspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem vrij
komen.
• Achteruitzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar in ACHTERUIT (R) staat, geeft de
achteruitzoemer een waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Gaspedaal: Bij het indrukken van het gaspedaal moet de motor starten. Het voertuig moet vlot de maxi-
mumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het pedaal moet het naar de oorspronkelijke stand terugkeren en
de motor moet vrij draaien. Het voertuig heeft in ACHTERUIT (R) een lagere snelheid.
pagina 20
Handleiding voor de eigenaar van een elektrisch gebruiksvoertuig van 2005
Voorbewerking en dagelijkse veiligheidscontroles