• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op hellin-
gen tot maximaal 20%). Bij een druk op het gaspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem vrij komen.
• Achteruitrijzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel of -schakelaar in ACHTERUIT (R) staat, geeft de
achteruitrijzoemer een waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden, zoals geknars of geratel, hoort. Controleer het rijgedrag
en de prestatie van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Club Car-distributeur/dealer of
een getrainde monteur.
Elektrische voertuigen
• Gaspedaal: Wanneer de contactsleutel op AAN staat en de vooruit-/achteruitschakelaar op VOORUIT (F),
moet bij het indrukken van het gaspedaal de motor starten en het voertuig snel tot de maximumsnelheid
accelereren. Bij het loslaten van het pedaal moet het naar zijn oorspronkelijke stand terugkeren en moet de
motor vrij draaien of overgaan op remmen met de motor. Zie Motorrem met niet-ingetrapt pedaal hieron-
der. Alle Club Car-voertuigen hebben in achteruit een lagere snelheid.
• Nulsnelheiddetectie: Terwijl het voertuig op vlak terrein geparkeerd is met de parkeerrem ontkoppeld,
plaatst u de slepen-/rijdenschakelaar in de stand RIJDEN en probeert u het voertuig te duwen. Remmen met
de motor moet worden ingeschakeld en een weerstand tegen het rijden veroorzaken (het voertuig gaat niet
sneller dan 1,5 tot 4,8 km/u [1 tot 3 mph]), ongeacht de stand van de vooruit-/achteruitschakelaar. Wanneer
de motorrem met nulsnelheiddetectie is ingeschakeld, hoort de achteruitrijzoemer een duidelijk waarschu-
wingssignaal uit te zenden. Zie volgende WAARSCHUWING.
ý
WAARSCHUWING
• Nulsnelheiddetectie beperkt de voertuigsnelheid niet tot 1,6 km/u (1 mph) op zeer steile hellingen.
Gebruik het voertuig niet op hellingen die steiler zijn dan 20%.
• Afremmen op de motor met niet ingetrapt pedaal (afstelbaar bij IQ System-voertuigen): Breng het
voertuig op volle snelheid en laat vervolgens het gaspedaal los. Bij een ingeschakelde motorrem moet het
voertuig snel en zonder schokken afremmen tot een snelheid van ongeveer 17,7 km/u (11 mph). De motor-
rem ontkoppelt wanneer de snelheid van het voertuig tot 17,7 km/u (11 mph) is gedaald. Deze functie kan
alleen bij voertuigen met het IQ System worden ingeschakeld. Neem contact op met uw plaatselijke
Club Car-dealer/distributeur voor informatie over dit verstelbare kenmerk.
• Motorrem met ingetrapt pedaal: Rijd snel een heuvel af met het gaspedaal ingedrukt. Wanneer het voertuig
de maximumsnelheid bereikt, moet het afremmen op de motor worden ingeschakeld en de snelheid van het
voertuig tot deze maximumsnelheid worden beperkt. Op bijzonder steile hellingen is het mogelijk dat het voer-
tuig iets sneller rijdt dan de maximumsnelheid waarvoor het is ontworpen; gebruik in dat geval het rempedaal.
Benzinevoertuigen
• Gaspedaal: Wanneer de contactsleutel op AAN staat en de vooruit-/achteruitschakelaar op VOORUIT (F),
moet bij het indrukken van het gaspedaal de motor starten en het voertuig snel tot de maximumsnelheid
accelereren. Bij het loslaten van het pedaal moet deze naar de oorspronkelijke stand terugkeren, terwijl de
motor stopt. Alle Club Car-voertuigen hebben in achteruit een lagere snelheid.
• Toerenregelaar: Controleer de maximumsnelheid van het voertuig. Het voertuig moet op vlak terrein op
27 km/u (17 mph) rijden.
Handleiding voor de eigenaar van een Carryall 232-voertuig, model 2006
De werking controleren
Pagina 21