4.2.4 Batterij opladen
WAARSCHUWING!
Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden
Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De
gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet
worden ontstoken.
Lader en batterij alleen bij uitgeschakelde lader en uitgeschakeld intern
transportmiddel aan- of loskoppelen.
Lader moet zijn afgestemd op de spanning, de laadcapaciteit en de technologie
van de batterij.
Voor het laden eerst alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare
beschadigingen.
Voor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel
wordt opgeladen.
Oppervlakken van de batterijcellen moeten tijdens het laden vrijliggen, om
voldoende ventilatie te garanderen, zie gebruikshandleiding van intern
transportmiddel, hoofdstuk D, Batterij opladen.
Bij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen open vuur
worden gebruikt.
In de buurt van het voor het opladen geparkeerde interne transportmiddel mogen
zich op een afstand van minimaal 2 m geen ontvlambare stoffen of vonkvormende
bedrijfsmiddelen bevinden.
Er moeten blusmiddelen worden klaargezet.
Geen metalen voorwerpen op de batterij leggen.
De veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten
beslist worden nageleefd.
AANWIJZING
Batterij mag uitsluitend met gelijkstroom worden geladen. Alle laadmethoden
op basis van DIN 41773 en DIN 41774 zijn toegestaan.
6