4
Batterij laden
WAARSCHUWING!
Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden
Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af.
De gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet
worden ontstoken.
Het aansluiten en loskoppelen van laadkabels van het batterijlaadstation met de
batterijstekker mag alleen plaatsvinden als het laadstation en interne
transportmiddel is uitgeschakeld.
De lader moet zijn afgestemd op de spanning en het laadvermogen van de batterij.
Voor het laden eerst alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare
beschadigingen.
Voor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel
wordt opgeladen.
De batterijkap moet geopend zijn en de oppervlakken van de accucellen moeten
bij het laden van de accu vrij liggen, teneinde voldoende ventilatie te garanderen.
Als er met batterijen wordt gewerkt, mag er niet worden gerookt en mag er geen
open vuur worden gebruikt.
In het bereik van het interne transportmiddel dat moet worden opgeladen, mogen
zich binnen een afstand van minimaal 2 meter geen brandbare stoffen
of vonkvormende bedrijfsmiddelen bevinden.
Brandblussers klaarzetten.
Geen metalen voorwerpen op de batterij plaatsen.
De veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten
beslist worden nageleefd.
Batterij laden
Voorwaarden
– Intern transportmiddel veilig neerzetten, zie
"Intern transportmiddel veilig neerzetten" op
pagina 44.
– Batterij vrijmaken, zie "Batterij vrijmaken"
op pagina 29.
– Lader uitschakelen.
– Juist laadprogramma op lader ingesteld.
Werkwijze
• Batterijstekker (43) uit intern transportvoer-
tuig trekken.
• Eventueel aanwezige isoleermatten van de batterij verwijderen.
• Verbind de laadkabel (22) van het batterijlaadstation met de batterijstekker.
• Lader inschakelen / het laden start automatisch.
Batterij wordt geladen.
30
43
22