5
Storingshulp
Dit hoofdstuk maakt het de gebruiker mogelijk, eenvoudige storingen of de gevolgen
van een verkeerde bediening zelf te lokaliseren en te verhelpen. Bij het lokaliseren
van de storingen moet u de volgorde van de in de tabel genoemde handelingen
aanhouden.
Z
Als het interne transportmiddel na uitvoeren van de volgende "oplossingen" niet
bedrijfsklaar kon worden gemaakt, of als een storing of een defect in de elektronica
wordt aangegeven, neemt u contact op met de klantendienst van de producent.
Uitsluitend bijzonder geschoold en gekwalificeerd servicepersoneel van de
producent mag immers de storingen verder verhelpen. De klantendienst van de
producent beschikt over medewerkers die speciaal zijn opgeleid voor deze taken.
Om snel en doelgericht op de storing te kunnen reageren, zijn voor de
klantendienst volgende gegevens belangrijk en handig:
- serienummer van het interne transportmiddel
- storingsnummer van de indicatie-eenheid (indien beschikbaar)
- systeemmelding
- huidige standplaats van het interne transportmiddel.
5.1
Intern transportmiddel rijdt niet
Mogelijke oorzaak
– Batterijstekker niet ingestoken.
– NOODSTOPschakelaar ingedrukt.
– Contactsleutel in de stand o.
– Batterijlading te gering.
– Zekering is defect.
5.2
Last kan niet worden geheven
Mogelijke oorzaak
– Het interne transportmiddel is niet
bedrijfsklaar.
– Peil hydraulische olie te laag.
– Batterijbewaker heeft uitgeschakeld.
– Zekering is defect.
– Last te hoog.
54
Maatregelen
– Controleer de batterijstekker,
steek hem eventueel in.
– Ontgrendel de NOODSTOPschakelaar.
– Contactsleutel in de stand I schakelen.
– Batterijlading controleren en indien
nodig batterij laden.
– Controleer de zekeringen.
Oplossingen
– Realiseer alle maatregelen
die worden genoemd onder de storing
„Intern transportmiddel rijdt niet".
– Peil hydraulische olie controleren.
– Laad de batterij.
– Zekeringen controleren.
– Rekening houden met maximaal
hefvermogen, zie typeplaatje.