Batterij
9.1 Controleer de zuurdichtheid, het zuurniveau en de celspanning.
Controleer of de aansluitklemmen stevig zijn bevestigd,
9.2
vet ze in met poolboutenvet.
Reinig de batterij-stekkerverbindingen, controleer of ze stevig
9.3
zijn bevestigd.
9.4 Controleer de batterijkabel op schade; vervang de kabel eventueel.
9.5 Controleer de werking van de batterijvergrendeling.
Hefinrichting
10.1 Controleer de werking en instelling, en controleer slijtage.
10.2 Looprollen, glijstukken en bevestigingspunten visueel controleren.
Controleer de vorktanden en vorkdragers op beschadiging en
10.3
slijtage.
Smeerdienst
11.1 Intern transportmiddel volgens het smeerschema insmeren.
Algemene metingen
12.1 Controleer de elektrische installatie op sluiting tegen massa.
12.2 Controleer de rijsnelheid en remweg.
12.3 Controleer de hef- en daalsnelheid.
12.4 Controleer de veiligheids- en uitschakelvoorzieningen.
Overeengekomen diensten
13.1 Proefrit met nominale last.
13.2 Toon de heftruck na geslaagd onderhoud aan een bevoegd persoon. k
Onderhoudsintervallen
Standaard = t
Koelhuis = k
Onderhoudsintervallen
Standaard = t
Koelhuis = k
Onderhoudsintervallen
Standaard = t
Koelhuis = k
Onderhoudsintervallen
Standaard = t
Koelhuis = k
Onderhoudsintervallen
Standaard = t
Koelhuis = k
W A B C
k
t
k
t
k
t
t
t
W A B C
t
k
t
k
t
W A B C
k
t
W A B C
t
t
t
t
W A B C
t
t
75