5.2.3 Batterij opladen
WAARSCHUWING!
Explosiegevaar door gassen die ontstaan tijdens het laden
Bij het laden geeft de batterij een mengsel van zuurstof en waterstof (knalgas) af. De
gasvorming is een chemisch proces. Dit gasmengsel is zeer explosief en mag niet
worden ontstoken.
Lader en batterij alleen bij uitgeschakelde lader en uitgeschakeld intern
transportmiddel aan- of loskoppelen.
Lader moet zijn afgestemd op de spanning, de laadcapaciteit en de technologie
van de batterij.
Voor het laden eerst alle kabel- en stekkerverbindingen controleren op zichtbare
beschadigingen.
Voor voldoende ventilatie zorgen van de ruimte waarin het interne transportmiddel
wordt opgeladen.
Oppervlakken van de batterijcellen moeten tijdens het laden vrijliggen, om
voldoende ventilatie te garanderen, zie gebruikshandleiding van intern
transportmiddel, hoofdstuk D, Batterij opladen.
Bij het werken met batterijen mag er niet gerookt worden en er mag geen open vuur
worden gebruikt.
In de buurt van het voor het opladen geparkeerde interne transportmiddel mogen
zich op een afstand van minimaal 2 m geen ontvlambare stoffen of vonkvormende
bedrijfsmiddelen bevinden.
Er moeten blusmiddelen worden klaargezet.
Geen metalen voorwerpen op de batterij leggen.
De veiligheidsvoorschriften van de producent van batterij en laadstation moeten
beslist worden nageleefd.
AANWIJZING
Materiële schade door onjuist opladen van de batterij
Onjuist opladen van de batterij kan leiden tot overbelastingen van de elektrische
leidingen en contacten, ontoelaatbare gasvorming en het uittreden van elektrolyt uit
de cellen.
Batterij uitsluitend met gelijkstroom laden.
Alle laadmethoden op basis van DIN 41773 zijn in de door de producent
vrijgegeven uitvoering toegestaan.
Batterij uitsluitend aansluiten op laders die geschikt zijn voor de batterijgrootte en
het batterijtype.
Eventueel door de klantenservice van de producent laten testen of de lader
geschikt is.
Grensstromen van DIN EN 50272-3 in het gasbereik niet overschrijden.
11