1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem
in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
3. Pomp de banden op de voorgeschreven
spanning; zie Onderhoud aandrijfsysteem,
blz. 30.
4. Meet de hoogte van het draagframe bij punt
A (Figuur 54).
5. Meet de hoogte van het draagframe bij punt
B (Figuur 54).
6. Als de hoogte van het draagframe bij deze
punten niet gelijk is, moet u afstandsstukken
van boven of onder het zwenkwiel verplaatsen
om het draagframe horizontaal te stellen. U
kunt ook de bandenspanning iets veranderen
om het draagframe horizontaal te stellen.
Figuur 54
1. Zwenkwiel
2. Draagframe
3. Voorste maaihoogtepen-
nen
De schuinstand van het
maaidek controleren
1. Pomp de banden op de voorgeschreven
spanning; zie Onderhoud aandrijfsysteem,
blz. 30.
2. Zet het rechter maaimes in de schuinstand.
Meet bij A en B de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van de
messen (Figuur 55).
3. Het maaimes moet aan de voorkant bij A 6 mm
lager staan dan aan de achterkant bij B. Draai
de messen rond en doe hetzelfde bij de andere
4. Gelijke hoogte bij punten
A en B
5. Afstandsstukken van
zwenkwielen
messen. Als het verschil niet correct is, gaat u
verder naar Schuinstand van maaidek wijzigen.
Figuur 55
De schuinstand van het
maaidek wijzigen
U kunt de schuinstand van het maaidek wijzigen
door de voorste maaihoogtepennen te verstellen.
1. \Om de schuinstand te wijzigen, kunt u
de voorste maaihoogtepennen verstellen
(Figuur 56).
Figuur 56
1. Zwenkwiel
2. Draagframe
3. Voorste maaihoogtepen-
nen
2. Om de voorkant van het maaidek hoger te
zetten, maakt u de contramoer los en draait u
de voorste pen rechtsom (Figuur 56).
3. Om de voorkant van het maaidek lager te
zetten, maakt u de contramoer los en draait u
de voorste pen linksom (Figuur 56).
41
4. Contramoer
5. Kogelverbinding