Figuur 34
1. Duwboom en klem
2. 89 mm
3. Beugel van spanpoelie
4. Gaffelpen
Bandenspanning
controleren
Controleer de spanning bij het ventiel om de
50 bedrijfsuren of maandelijks, waarbij de kortste
periode moet worden aangehouden (Figuur 35).
De achterbanden moeten een spanning van
83-97 kPa (12-14 psi) hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten.
Opmerking: De voorbanden zijn
semi-pneumatisch en hoeven niet op spanning
worden gehouden.
Figuur 35
5. Ring
6. R-pen
7. Klem van duwboom
8. Gat F
De lagerbussen van de
zwenkwielvork vervangen
De zwenkwielvorken zijn gemonteerd in
lagerbussen die zijn gedrukt in de boven- en
onderkant van de bevestigingsbuizen van het
draagframe. Om de lagerbussen te controleren,
moet u de zwenkwielvorken naar voren en naar
achteren en naar links en rechts bewegen. Als
de zwenkwielvork los zit, zijn de lagerbussen
versleten en moeten zij worden vervangen.
1. Zet de maaimachine omhoog, totdat de
zwenkwielen vrij van de grond komen. Plaats
vervolgens de voorkant van de maaimachine
op kriksteunen zodat de machine in deze
positie blijft staan.
2. Verwijder de borgpen en de afstandsstuk(ken)
uit de bovenkant van de zwenkwielvork
(Figuur 36).
Figuur 36
1. Borgpen
2. Afstandsstukken
3. Trek de zwenkwielvork uit de bevestigingsbuis.
Laat de afstandsstuk(ken) op de onderkant
van de vork. Onthoud de plaats van de
afstandsstukken op elke vork om ze correct te
kunnen monteren en het maaidek horizontaal
te houden.
4. Steek een drevel in de bevestigingsbuis en druk
de lagerbussen er voorzichtig uit (Figuur 37).
Reinig de binnenkant van de bevestigingsbuis.
31
3. Draaibuis van draagframe
4. Zwenkwiel