Elektrische koppeling
afstellen
De koppeling is afstelbaar zodat er goed geschakeld
en geremd kan worden. De afstelling moet om de
100 bedrijfsuren worden gecontroleerd.
1. Steek een voelermaat van 0,381–0,533 mm
door een inspectiegleuf in de zijkant van
de armatuur. Controleer of deze tussen de
wrijvingsvlakken van de armatuur en de rotor
zit.
2. Draai de borgmoeren aan totdat de voelermaat
licht is vastgeklemd maar gemakkelijk binnen
de spleet kan bewegen (Figuur 39).
3. Herhaal deze procedure bij de overige gleuven.
4. Controleer nogmaals elke gleuf en stel de
koppeling iets bij totdat de voelermaat tussen
de rotor en de armatuur hiermee zeer licht
contact maakt.
Figuur 39
1. Stelmoer
2. Gleuf
Onderhoud koelsysteem
Luchtinlaatrooster reinigen
Verwijder vóór elke gebruik aangekoekt gras, vuil
of andere rommel van de cilinder en de koelribben
van de cilinderkop, het luchtinlaatrooster op het
uiteinde van het vliegwiel, de carburateur, de
regelhendels en de verbindingen. Dit zal mede
zorgen voor een adequate koeling en een correct
motortoerental en zal de kans verkleinen dat
de motor oververhit raakt en technische schade
oploopt.
3. Voelermaat
Onderhouden remmen
Onderhoud van de remmen
Voor elk gebruik moet u de remmen controleren
op een horizontaal oppervlak en een helling.
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u
de machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.
Als de parkeerrem niet goed werkt, moet u deze
afstellen.
Remmen controleren
1. Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak en schakel de aftakas uit.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
3. Stel de parkeerrem in werking. De wielen
moeten blokkeren wanneer u de machine
vooruit probeert te duwen.
4. Als de wielen niet blokkeren, moet u de
remmen afstellen. Zie Remmen afstellen.
5. Zet de rem vrij en druk heel zacht op de
bovenste duwboom, ongeveer 13 mm. De
wielen moeten vrij kunnen draaien. Als dit niet
het geval is, zie Remmen afstellen.
Remmen afstellen
De remhendel bevindt zich op de bovenste
duwboom. Als de parkeerrem niet goed werkt,
moet u deze afstellen.
Opmerking: Als de remmen voor de eerste
keer worden afgesteld, moet u de vleugelmoer tot
32 mm vanaf de bovenkant van de stang draaien
(Figuur 40).
1. Parkeer de maaimachine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
3. Controleer de rem voordat u deze afstelt; zie
Remmen controleren.
33