• controleer of de rem van de
aanhangwagen normaal werkt;
• controleer of alle sleeponderdelen
stevig zijn vastgedraaid;
• controleer of alle
trekhaakonderdelen, accessoires
en elektrische aansluitingen (indien
aanwezig) in goede staat zijn en
goed zijn aangesloten. Als er
problemen zijn, trek de
aanhangwagen dan niet;
• controleren of er wielblokken
beschikbaar zijn;
• controleren of de ladingen van de
aanhangwagen gelijkmatig
verdeeld zijn;
• indien mogelijk zware voorwerpen
in de aanhangwagen in de buurt
van de as plaatsen om de
interferentie met het
combinatievoertuig in geval van
slingering te verminderen, en
• zorg ervoor dat de kabel van de
aanhanger niet in contact komt
met of op de grond sleept en
voldoende speling heeft bij het
draaien.
•
Berg de trekhaak op wanneer het
voertuig niet gebruikt is om een
aanhangwagen te trekken.
•
Beginnen met rijden:
• Start het voertuig. Vermijd
plotselinge acceleratie en
noodstops. Vooral op een gladde
weg kan het voertuig door slippen
niet meer onder controle zijn.
• Zijwind of oneffen wegen kunnen
ervoor zorgen dat het voertuig gaat
slingeren, wat kan leiden tot
problemen bij het besturen van het
voertuig. In elke situatie, wanneer u
een lichte slingering van het
voertuig opmerkt, houdt u het
stuur stevig met beide handen vast
en vertraagt u geleidelijk. Probeer
94
nooit slingeren te elimineren door
de snelheid te verhogen.
• Als het voertuig leeg is, probeer
dan te voorkomen dat u een
aanhangwagen met ladingen
sleept. Als dit onvermijdelijk is, rijd
dan op een lage snelheid vanwege
een onjuiste belastingsverdeling.
•
Remmen:
• Plotseling remmen kan leiden tot
slippen, bodemkrassen of verlies
van controle.
• De remafstand van het voertuig
neemt toe wanneer een
aanhangwagen wordt gesleept.
Verdubbel daarom minimaal de
normale volgafstand.
•
Inhalen:
• Het slepen van een aanhangwagen
vergroot de totale lengte van het
voertuig. Inhalen vereist een
langere afstand om terug te keren
naar de oorspronkelijke baan.
•
Achteruitrijden:
• Achteruitrijden tijdens het trekken
van een aanhangwagen is
moeilijker dan gewoon
achteruitrijden, dus grote
voorzichtigheid en extra oefening
zijn vereist.
• Houd bij het achteruitrijden de
onderkant van het stuur met één
hand vast. Draai deze naar links of
rechts om de aanhangwagen in
dezelfde richting te laten draaien.
Rij altijd met een lage snelheid
achteruit en vraag indien mogelijk
anderen om hulp.
•
Draaien:
• Houd het voertuig stabiel wanneer
u een bocht maakt. Vermijd waar
mogelijk hobbels of plotselinge
bochten. Gebruik de
richtingaanwijzers voordat u draait.