verhouding tot de snelheid van het
voertuig, is instelbaar met de
knoppen ③ and ④ op het stuurwiel.
Hoe hoger de snelheid van het
voertuig, hoe groter de volgafstand.
Actieve versnelling/vertraging terwijl
ACC is geactiveerd
•
Wanneer ACC is geactiveerd, trapt u
het gaspedaal in om de
voertuigsnelheid te verhogen en zo
de vooraf ingestelde doelsnelheid te
bereiken. Het systeem schakelt over
naar de acceleratiemodus van de
cruisecontrol. Wanneer het voertuig
al met de beoogde cruisesnelheid
rijdt en het gaspedaal wordt
ingedrukt, keert het voertuig terug
naar de gewenste snelheid die vóór
de acceleratie is ingesteld; als het
rempedaal wordt ingedrukt, schakelt
ACC automatisch over naar de stand-
bystatus en moet het opnieuw
worden geactiveerd nadat het
rempedaal is losgelaten.
Volgen-tot-stop/start
•
Gecontroleerd door de adaptieve
cruisecontrol, kan het voertuig
stoppen wanneer het voorliggende
voertuig onder normale
rijomstandigheden stopt en het
rijden automatisch hervatten door
het voorliggende voertuig te volgen
als de stop minder dan 30 seconden
duurt.
•
Als de stoptijd tussen 30 seconden en
3 minuten ligt, moet de bestuurder
ofwel het gaspedaal indrukken of
hendel ② omhoog trekken om ACC te
activeren.
•
Als de stoptijd meer is dan 3 minuten,
schakelt ACC automatisch naar
stand-by en wordt de schakelaar voor
de elektronische parkeerrem
ingeschakeld.
Systeemlimiet
•
De voorste mmWave-radar en
multifunctionele camera zijn in het
voorste gedeelte van het voertuig
geplaatst. Als hun zichtsvelden
worden belemmerd, werken
bepaalde functies mogelijk niet zoals
bedoeld vanwege interferentie. Als
een van deze sensoren geblokkeerd
of afgedekt is, wordt ACC direct
uitgeschakeld en wordt dit gemeld
op het infotainment-touchscreen. De
systeemfunctie wordt hersteld nadat
de blokkering is verwijderd en de
auto opnieuw is gestart of een tijdje
rijdt.
•
De mmWave-radarsensoren aan de
voorkant kunnen een tijdelijke
storing hebben met beperkte
detectie als de auto gedurende
langere tijd onder speciale
omstandigheden, zoals ronde
hellingen of tunnels, rijdt. De functie
kan worden hersteld door het
voertuig opnieuw op te starten of
een tijdje op normale wegen te
rijden.
•
Het bereiken of verlaten van een
bocht kan de doelselectie vertragen
of verstoren. In dergelijke gevallen
remt het voertuig met adaptieve
cruisecontrol mogelijk niet zoals
verwacht of remt het te laat.
•
Op wegen met scherpe bochten,
zoals kronkelende wegen, kan de
auto voor u enkele seconden uit de
detectie van de ACC-sensor zijn
vanwege beperkingen van het zicht
van de sensor, waardoor de auto
mogelijk automatisch versnelt.
•
Verkeersstroom en
weersomstandigheden, zoals regen
en mist, moeten in acht worden
genomen bij het instellen van de
autoafstand op het ACC-systeem.
Nadat de ACC correct is ingesteld,
moet de bestuurder ervoor zorgen
04
113