Menu ENHANCER
Hiermee past u de scherpte van de
beeldranden en de kleurtoon (tint) aan.
<ENHANCER>
>DETAIL
LEVEL
FREQUENCY
LINEAR MATRIX
MODE
TARGET COLOR
Select
MENU
Onderdelen instellen in het menu
ENHANCER
In te
Instellingswaarde Naslag-
stellen
onderdeel
DETAIL
Hiermee schakelt u
aanpassing van de
scherpte van
beeldranden in en
uit.
LEVEL
Hiermee past u de
scherpte van
beeldcontouren
aan.
FREQUENCY Hiermee past u de
scherpte van de
gedetailleerde
beeldcontour aan.
LINEAR
Hiermee schakelt u
MATRIX
verwerking van een
kleurenmatrix in en
uit.
MODE
Hiermee past u de
kleurtoon fijn aan.
TARGET
Hiermee geeft u de
COLOR
kleur op voor
aanpassingen aan
DETAIL of
LINEAR MATRIX.
24
Menu ENHANCER
[A]
ON
+ _
0
MID
ON
STANDARD
ALL
Back
pagina
24
24
24
24
25
25
DETAIL
Schakelt aanpassing van de scherpte van
beeldranden in en uit.
ON
Schakelt aanpassing van de scherpte van
beeldranden in.
OFF
Schakelt aanpassing van de scherpte van
beeldranden uit.
Wanneer u DETAIL instelt op ON, worden
LEVEL en FREQUENCY weergegeven.
Pas de scherpte van de beeldranden aan naar
gelang het doel van uw opname en uw eigen
smaak.
LEVEL
Past het niveau aan tussen –127 en +127.
Een lager niveau vermindert de scherpte van
beeldranden en maakt het beeld zachter.
Een hoger niveau verscherpt de beeldranden
en maakt het beeld scherper.
FREQUENCY
Hiermee kiest u het frequentieniveau
waarmee de beeldranden worden aangepast
uit LOW (laag frequentieniveau), MID
(middelmatig frequentieniveau) en HIGH
(hoog frequentieniveau). Hogere
instellingen zorgen voor scherpere randen in
gedetailleerde beelden.
LINEAR MATRIX
Verwerkt een beeld met een kleurenmatrix
en past zo de kleurverzadiging en tint aan
om natuurlijke kleuren te verkrijgen.
ON
Corrigeert de kleur om natuurlijke kleuren te
reproduceren.
OFF
Kleurcorrectie is uitgeschakeld. Gebruik dit
wanneer u het beeld wilt verwerken.