Kalibratiecontroles
Kalibratie oplosmiddelmeter
1. Zet het mengspruitstuk in de spuitstand.
2. De meter en leidingen moeten vóór de kalibratie
worden voorgevuld met oplosmiddel. Zie
Het systeem (voor)vullen, page
3. Als het display in een scherm voor Run-modus
staat, drukt u op
instelschermen.
4. Blader naar kalibreren in de menubalk.
5. Blader naar
Kalibratiescherm 3, page
6. Druk op de displaytoets
te starten.
OPMERKING: Om maximale nauwkeurigheid te
verkrijgen, moet u een gravimetrische (massa)
methode gebruiken om de werkelijk gedoseerde
volumes te bepalen.
OPMERKING: controleer of de vloeistofleiding
is gevuld en op de juiste druk is voordat u gaat
kalibreren. Lucht in de leiding of een te hoge
druk kan tot onjuiste kalibratiewaarden leiden.
66
24.
voor toegang tot de
57.
om de kalibratie
7. Druk de trekker van het pistool in en spuit in een
maatcilinder. Doseer minimaal 500 cc materiaal.
8. Het volume dat het apparaat gemeten heeft,
wordt weergegeven op het scherm.
9. Vergelijk de hoeveelheid op het scherm met de
hoeveelheid in de maatcilinder.
OPMERKING: als de waarde aanzienlijk
verschilt, herhaal dan de kalibratieprocedure.
10. Voer de gedoseerde hoeveelheid oplosmiddel in
in het Measured volume-veld (gemeten volume)
op het scherm.
11. Nadat het gemeten volume is ingevoerd,
berekent de regelaar de nieuwe K-factor van de
oplosmiddelmeter en toont deze op het scherm.
De standaard K-factor van de meter bedraagt
0,021 cc per puls.
12. Druk op
om de kalibratie te accepteren.
Druk op
om de kalibratie te annuleren en
de vorige K-factor te behouden.
334069E