Basisbediening
10. Nadat het volume voor A of B is ingevoerd, berekent
de ProMix 2KE-regelmodule de nieuwe pompfactor en
toont deze in Kalibratie 1 (scherm 22) en Kalibratie 2
(scherm 23).
11. Voordat u met de productie begint, moet u het
oplosmiddel uit het systeem verwijderen en het systeem
voorspuiten met materiaal.
a.
Ga naar de Mengmodus.
b.
Spuit met het pistool in een geaarde metalen
opvangbak tot er gemengd materiaal uit de spuittuit
van het pistool komt.
Spuiten
OPMERKING: Zie zo nodig voor meer scherminformatie
Details bedrijfsmodus op pagina 41 - 43 .
1. Kalibreer de pompen zoals beschreven in
Pompkalibratie op pagina 33 . De pompfactoren
worden automatisch bijgewerkt op basis van het
kalibratieresultaat. Breng indien gewenst meer
wijzigingen aan, zoals beschreven in
(scherm 22 en 23) op pagina 48 . Stel de
stroomsnelheid bij.
2.
Druk op
. Het systeem laadt het juiste
houdbaarheidsvolume op basis van de slanglengte
en -diameter die is ingevoerd bij Configuratie 2
(scherm 19). Nadat het materiaal is geladen, keert het
systeem terug naar de stand-bymodus. Druk opnieuw
op
om het geladen recept te spuiten.
3.
Stel de stroomsnelheid bij. Het vloeistofdebiet dat op
het scherm van de displaymodule wordt weergegeven,
is voor component A of B, afhankelijk van welk
doseerventiel is geopend.
A
. 18. Weergave debiet
FB
34
4.
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de vloeistoftank niet leeg raakt. Mogelijk
Kalibratie 1 en 2
kan een luchtstroom in de toevoerleiding ervoor zorgen
dat versnellingsmeters gelijkwaardige metingen geven
als bij vloeistof. Hierdoor kunnen de meters beschadigd
raken en kan het vloeistof/luchtmengsel conform zijn met
de verhouding en de toleranties die voor de uitrusting
werden ingesteld. Dit kan tot gevolg hebben dat er
niet-gekatalyseerd of slecht gekatalyseerd materiaal
wordt gespoten.
Doorspoelen
OPMERKING: Zie zo nodig voor meer scherminformatie
Details bedrijfsmodus op pagina 41-43.
In deze handleiding worden twee doorspoelprocedures
behandeld:
•
•
Debiet
Bepaal aan de hand van de criteria die bij elke procedure
staan welke procedure u gaat gebruiken.
Als het vloeistofdebiet te laag is: verhoog de
luchtdruk op de vloeistoftoevoer van componenten A
en B of verhoog de gereguleerde vloeistofdruk van
gemengd materiaal.
Als het vloeistofdebiet te hoog is: verlaag de
luchtdruk op de vloeistoftoevoer van componenten A
en B, sluit de doseerventielen verder af, of verlaag de
gereguleerde vloeistofdruk van gemengd materiaal.
Draai de verstuivingslucht naar het pistool open.
Controleer het spuitpatroon zoals staat aangegeven
in de handleiding voor uw spuitpistool.
•
De drukafstellingen voor elk van de componenten
verschillen en zijn afhankelijk van de viscositeit
van de vloeistof. Start met een gelijke vloeistofdruk
voor component A en B en stel ze dan bij, voor
zover nodig.
•
De eerste 120-150 cc (4-5 ounce) materiaal niet
gebruiken, aangezien dit mogelijk niet volledig
is gemengd als gevolg van fouten tijdens het
voorpompen van het systeem.
LET OP
Gemengd materiaal uit het systeem verwijderen
Het vloeistoftoevoersysteem doorspuiten
3A1665K