❏ Haal tonercartridges niet uit elkaar en breng geen
aanpassingen aan. U kunt de cartridges niet opnieuw vullen.
❏ Raak de toner niet aan. Zorg dat u geen toner in uw ogen
krijgt.
❏ Verbrand een gebruikte tonercartridge,
fotogeleidingseenheid, fixeereenheid of afvalbak voor toner
niet. Ze kunnen exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij
het weggooien van deze onderdelen de geldende
milieuvoorschriften in acht.
❏ Gebruik een stoffer en blik of een vochtig doekje met water
en zeep om gemorste toner op te ruimen. Gebruik geen
stofzuiger, omdat het gebruik van een stofzuiger een brand
of explosie kan veroorzaken wanneer de kleine deeltjes in
contact komen met een vonk.
❏ Als u een tonercartridge van een koude in een warme ruimte
brengt, moet u ten minste één uur wachten voor u de cartridge
gebruikt om schade door condensatie te voorkomen.
❏ Stel de fotogeleidingseenheid bij het plaatsen niet langer dan
vijf minuten bloot aan licht. De eenheid bevat een groene
lichtgevoelige rol. Als u de rol blootstelt aan licht, kunnen er
donkere of lichte vlekken ontstaan op de afdrukken. Ook slijt
de rol dan sneller. Wanneer u de eenheid voor langere tijd uit
de printer verwijdert, kunt u deze het beste afdekken met een
ondoorschijnende doek.
❏ Pas op voor krassen aan het oppervlak van de rol. Plaats de
fotogeleidingseenheid altijd op een schone en vlakke
ondergrond wanneer u de eenheid uit de printer neemt. Raak
de rol niet aan; huidvetten kunnen het oppervlak definitief
beschadigen en de afdrukkwaliteit nadelig beïnvloeden.
6
Veiligheidsvoorschriften