13
SLUITEN
Procedure
❒ houd de achterklep met één hand
omhoog en gebruik de andere om
stang B fig. 12 uit zitting D fig. 13 te
verwijderen en zet hem in de
vergrendeling C fig. 12;
❒ laat de motorkap tot op ongeveer
20 cm van de motorruimte zakken
en laat hem dan vallen. Controleer
of de achterklep goed gesloten is
(niet alleen met de beveiliging
vergrendeld) door te proberen hem
op te tillen. Als deze niet volledig
gesloten is, probeer dan niet erop te
drukken maar open hem opnieuw
en herhaal de handeling.
14
"Alfa DNA"
SYSTEEM
(Dynamische
regeling van de auto)
Dit systeem wordt bediend met hendel
A fig. 14 (op de tunnelconsole) hiermee
kunnen vier verschillende rijmodi
geselecteerd worden overeenkomstig
A0L0039c
de rijstijl en de conditie van het
wegdek:
14
❒ d = Dynamic of Race
(sportieve rijmodus);
❒ n = Natural (rijmodus voor normale
omstandigheden);
❒ a = All Weather (rijmodus bij
omstandigheden met weinig grip,
zoals regen en sneeuw).
BELANGRIJK Tijdens de eerste 250
km dat met de auto wordt gereden,
zijn de Dynamic- en de Race-modus
uitgeschakeld. Tijdens deze initiële
inrijperiode is het raadzaam een
agressieve rijstijl te vermijden, zodat in
de loop van de tijd de beste
schakelprestaties kunnen worden
verkregen.
"NATURAL" MODUS
Aanbevolen modus voor normaal
rijden, met als doel comfort en
veiligheid onder normale rij- en
gripomstandigheden.
"DYNAMIC" MODUS
Inschakelen
Zet hendel A fig. 14 omhoog (naar
letter "d") en houd hem gedurende een
halve seconde in deze stand tot de
A0L0108c
bijbehorende led gaat branden en de
inschakelingsindicatie "Dynamic" op
het display verschijnt.
Uitschakelen
Om de "Dynamic" modus uit te
schakelen en terug te keren naar
"Natural", hendel A fig. 14 omlaag
zetten (naar letter "a") en hem
gedurende een halve seconde in deze
stand houden.