7.
De afstand tussen de roervinger (Afb. 8/2) en de
trechterwand kontroleren. De roervinger moet
evenwijdig met de trechterwand staan en een
af-
stand hebben van 27 (
+
1) min (zie
Afb.
8).
8. Wanneer de machine aan één kant meer strooit,
dan is dit waarschijnlijk te wijten aan een
ver-
schillende grootte van de doorlaatopeningen. Om
dit te kontroleren steekt u de aanslagpen (Afb.
4/2) in het gat C 3; nu de schakelhendel (Afb. 4/1
en 5/1) naar onder drukken zodat de doorlaat-
schuiven tot tegen de aanslagpen (Afb. 4/2)
ko-
men. Meet nu de hoogte van de
doorlaatope-
ningen (Afb. 8/1); deze moeten beide juist 37,5 mm
open staan. Is dit niet het geval, maak dan de
bouten (Afb. 4/3) los en stel de aanslagplaat (Afb.
4/5) zo af dat beide openingen juist even groot
Afb.
a
zijn; daarna de bouten terug
aantrekken.
9. Na het sluiten van de doorlaatschuiven de aftakas uitschakelen.
27+
1
mm
r
3
10. Wanneer u lange afstanden rijdt met uitgeschakelde machine, volle trechter en gesloten
doorlaatschuiven, moet u, vooraleer u de aftakas inschakelt, de doorlaatschuiven eerst
volledig openen (stelling B 5). Daarna de
aftakas langzaam
inschakelen en even kort
strooien in stilstand. Pas nu mag u de doorlaatschuiven op de gewenste strooihoeveel-
heid afstellen en met het strooien beginnen.
11. De trekhaak dient om tweeassige aanhangwagens te slepen.
Belangrijk!
1. Het slepen van éénassige aanhangwagens is verboden.
2.
Een tweeassige aanhangwagen mag slechts gesleept worden ingeval:
a) de rijsnelheid 20 km/uur niet overschrijdt,
b) de aanhangwagen een remsysteem heeft dat door de trekkerbestuurder kan be-
diend worden,
c) het toegelaten totaalgewicht van de aanhangwagen niet meer dan 1,25 maal het
toegelaten totaalgewicht van de trekker bedraagt (max. 5 ton).
12. Kunstmest, welke los is geleverd, moet zo mogelijk van te voren worden gezeefd om
vreemde voorwerpen af te scheiden.
13. Machine na gebruik met water schoonmaken en invetten. De doorlaatschuiven uit de
voeringen nemen en los aan de schakelstangen laten hangen.
14. De medegeleverde holle stiften (8 mm
(/)
) dienen als reserve voor eventueel gebroken
stiften van de kruiskoppeling (beveiliging). Gebroken stiften niet door sterkere vervangen
.
Bij het monteren van nieuwe stiften alleen de 8 mm boring in het kruisstuk gebruiken, de
10 mm boring dient alleen om het verwijderen van de gebroken stift te vergemakkelijken.
De kardanas steeds met vet op de aandrijfas monteren.
15. Door veranderingen aan de machine, welke door de gebruiker zelf zijn uitgevoerd, vervalt
iedere aanspraak op garantie.
F.
VERVANGING VAN DE ROERKOP
1. De spanstift uit de roerkop slaan (tussen rechter en strooischijf).
2. De roerkop aftrekken.