Als u de elektronische sleutel uit het
contactslot neemt, wordt de regensen-
sor uitgeschakeld. Als de motor daar-
na wordt gestart, schakelt de regen-
sensor niet opnieuw in, ook niet als de
hendel in stand 1-fig. 43 is blijven
staan. Om de regensensor opnieuw in
te schakelen, moet u de hendel in
stand 0 of 2 zetten en vervolgens
opnieuw in stand 1.
Als de regensensor op deze wijze
opnieuw wordt ingeschakeld, wordt
ten minste een wisslag uitgevoerd,
ook bij een droge ruit.
BELANGRIJK Bij een defect aan de
regensensor, gaan de ruitenwissers,
als de rechter hendel in stand 1-fig.
43 staat, met interval wissen. Als de
storing in de sensor tijdens de auto-
matische werking ontstaat, blijven de
ruitenwissers in de ingestelde stand
werken. Als u de hendel in een ande-
re stand zet, is de werking toch gega-
randeerd.
De regensensor is in staat om de vol-
gende omstandigheden te herkennen
en zijn gevoeligheid hieraan aan te
passen:
❒ vuil op het controle-oppervlak
(zoutaanslag, vuil enz.);
❒ verschil tussen dag en nacht.
Storingsmeldingen
Bij een defect aan de regensensor ver-
schijnt er een bericht op het display
(zie het hoofdstuk "Lampjes en
berichten").
Schakel de regensensor
niet in als de auto in
een wastunnel wordt
gereinigd.
Controleer als er ijs op
de voorruit zit, of de
regensensor is uitge-
schakeld.
69