De controle (compressor uitgescha-
keld en buitentemperatuur hoger dan
de ingestelde temperatuur) wordt
iedere keer uitgevoerd als de elektro-
nische sleutel in het contactslot wordt
gestoken.
ATTENTIE
Als de aircocompres-
sor werkt, dan wordt
de lucht gekoeld en ontvoch-
tigd; het is daarom raadzaam
om de compressor altijd inge-
schakeld te laten om het
beslaan van de ruiten te
voorkomen.
60
LUCHTVERDELING INSTEL-
LEN
Als u op de knoppen N/O/˙ drukt,
kunt u handmatig een van de zeven
instellingen voor de luchtverdeling kie-
zen:
˙ Lucht uit de luchtroosters in het mid-
den en aan de zijkant van het dash-
board (lichaam passagier).
˙ Lucht uit de luchtroosters in de
O
beenruimten (warmere lucht) en
de luchtroosters in het midden
en aan de zijkant van het dash-
board (koelere lucht).
O Lucht uit de luchtroosters van de
beenruimten. Deze luchtverdeling
zorgt voor een snelle verwarming
van het interieur door de juiste
temperatuur in te stellen.
N Lucht uit de luchtroosters in de
O beenruimten en uit de luchtroos-
ters voor ontwaseming/ontdooi-
ing van de voorruit en zijruiten.
Deze luchtverdeling zorgt voor een
goede verwarming van het interi-
eur en voorkomt het eventuele
beslaan van de ruiten.
N Lucht uit de luchtroosters van de
voorruit en de zijruiten voor ont-
dooiing/ontwaseming van de rui-
ten.
N˙ Lucht uit de luchtroosters in het
midden en aan de zijkant van
het dashboard en uit de lucht-
roosters voor het ontdooien/ont-
wasemen van de voorruit en de
zijruiten. Deze luchtverdeling
zorgt voor een goede ventilatie
van het interieur en voorkomt het
eventuele beslaan van de ruiten.
N
Lucht uit
˙
alle luchtroosters.
O
Voor het hervatten van de automati-
sche werking van de luchtverdeling na
een handmatige instelling, moet de
knop AUTO worden ingedrukt.