GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
De auto is uitgerust met een mechani-
sche versnellingsbak met 6 versnellin-
gen De positie van de afzonderlijke
versnellingen is met een symbool op
de knop van de versnellingspook aan-
gegeven.
Trap bij het overschakelen altijd het
koppelingspedaal geheel in. Voor het
versnelling moet
inschakelen van de 6
e
de pook naar rechts worden gedrukt
om te voorkomen dat per ongeluk de
4
e
versnelling wordt ingeschakeld.
fig. 3
Voor het inschakelen van de achteruit
R moet vanuit de vrijstand de ring A-
fig. 3 onder de pookknop omhoog
worden getrokken, en de pook naar
links en vervolgens naar voren worden
verplaatst. Laat de ring los na het
inschakelen van de achteruit. Om van-
uit de achteruit een andere versnelling
in te schakelen, hoeft u de ring van de
pook niet omhoog te trekken.
BELANGRIJK De achteruit kan
alleen bij een volledig stilstaande auto
worden ingeschakeld. Wacht bij een
draaiende motor en een geheel inge-
trapt koppelingspedaal minstens 3
seconden, voordat u de achteruit
inschakelt. Hiermee wordt voorkomen
dat de tandwielen beschadigen.
ATTENTIE
Om op de juiste wijze
te schakelen, moet u
het koppelingspedaal geheel
intrappen. Daarom mag er
niets onder het pedaal liggen
dat dit kan verhinderen: let
erop dat de vloermatten niet
A0G0151m
zijn dubbelgevouwen, waar-
door de slag van de pedalen
kan worden beperkt.
Laat uw hand tijdens
het rijden niet op de
pookknop
omdat door de uitgeoefende
druk, ook als deze licht is, de
interne onderdelen van de ver-
snellingsbak na verloop van
tijd kunnen slijten.
rusten
139