WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief
het noodreservewiel, moet regelma-
tig, om de vier weken en voor een
lange rit, worden gecontroleerd: de
bandenspanning moet bij koude ban-
den worden gecontroleerd.
Tijdens het rijden neemt de banden-
spanning toe; zie voor de juiste waar-
de van de bandenspanning de para-
graaf "Wielen" in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
fig. 11
Een onjuiste bandenspanning veroor-
zaakt een onregelmatige slijtage van
de banden fig. 11:
A juiste spanning: gelijkmatige slijta-
ge van het loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage
aan de zijkanten van het loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage
in het midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen
als de profieldiepte van het loopvlak
minder is dan 1,6 mm. Houdt u ech-
ter altijd aan de bepalingen van het
land waarin u rijdt.
BELANGRIJKE TIPS
Voorkom bruusk remmen, met spin-
nende wielen optrekken, harde con-
tacten tussen banden en stoepranden,
kuilen en andere obstakels. Het lang-
durig rijden op een slecht wegdek kan
de banden beschadigen.
Controleer de banden regelmatig op
A0G0120m
scheuren in de wangen en bulten of
slijtplekken op het loopvlak. Als dit het
geval is, wendt u dan tot de Alfa
Romeo-dealer.
Rijd nooit met een te zwaar beladen
auto: hierdoor kunnen de banden en
de velgen ernstig beschadigd worden;
stop zo snel mogelijk bij een lekke
band en verwissel het wiel om bescha-
diging van de band, de velg, de wiel-
ophanging en de stuurinrichting te
voorkomen.
217