Elektrische installatie - EMC-voorzorgsmaatregelen
Het onderstaande vormt een richtlijn voor goede
werkmethoden bij de installatie van omvormers. Het
opvolgen van deze richtlijnen is aan te bevelen als moet
worden voldaan aan EN 61000-6-3, EN 61000-6-4,
EN 55011 of EN 61800-3 Eerste omgeving. Bij
een installatie in EN 61800-3 Tweede omgeving,
d.w.z. industriële netwerken of in een installatie met
een eigen transformator, mag van onderstaande
richtlijnen worden afgeweken. Dit wordt echter niet
aangeraden. Zie ook CE-markering, Emissie en
EMC-testresultaten onder speciale omstandigheden
in de Design Guide voor meer informatie.
Punten die in acht moeten worden genomen
om te zorgen voor een EMC-correcte
elektrische installatie:
•
Gebruik alleen gevlochten, afgescher-
mde/gewapende motorkabels en gevlochten,
afgeschermde/gewapende stuurkabels. De
afscherming dient een minimale bedekking van
80 % te verschaffen. Het afschermingsmateriaal
moet van metaal zijn, meestal (maar niet altijd)
koper, aluminium, staal of lood. Er gelden geen
speciale vereisten voor de netkabel.
•
Voor installaties waarbij niet-flexibele metalen
doorvoerbuizen worden gebruikt zijn geen
afgeschermde kabels nodig, maar moet de
motorkabel in een andere buis worden geïnstalleerd
dan de stuurkabel en netkabel. De doorvoerbuis
moet de volledige afstand tussen omvormer en
motor overbruggen. De EMC-karakteristieken
van flexibele doorvoerbuizen lopen zeer uiteen en
daarvoor is informatie van de fabrikant vereist.
•
Sluit de afscherming/wapening/doorvoerbuis
voor zowel motorkabels als stuurkabels aan
beide uiteinden aan op aarde. Soms is het niet
mogelijk om het scherm aan beide uiteinden
aan te sluiten. In dergelijke gevallen is het
belangrijk om het scherm aan te sluiten op
de frequentieomvormer. Zie ook Aarding van
gevlochten afgeschermde/gewapende stuurkabels.
•
Vermijd afsluiting van de afscherming/wapening
met gedraaide einden (pigtails). Een dergelijke
afsluiting vergroot de impedantie van het scherm
bij hoge frequenties, hetgeen de effectiviteit bij
hoge frequenties vermindert. Gebruik in plaats
daarvan kabelklemmen of EMC-goedgekeurde
kabelwartels met lage impedantie.
•
Het is belangrijk om te zorgen dat er goed elektrisch
contact is tussen de montageplaat waarop
de frequentieomvormer is geïnstalleerd en het
metalen chassis van de frequentieomvormer. Dit
geldt echter niet voor IP 54-eenheden, omdat
56
VLT
deze zijn bestemd voor wandmontage, en VLT
5122-5552, 380-500 V, 5042-5352, 525-690 V en
VLT 5032-5052, 200-240 V in een IP 20/NEMA
1-behuizing of een IP 54/NEMA 12-behuizing.
•
Gebruik tandveerringen en elektrisch geleidende
montageplaten voor goede elektrische aansluitingen
voor IP 00- en IP 20-installaties.
•
Vermijd waar mogelijk het gebruik van
niet-afgeschermde/niet-gewapende motorkabels of
stuurkabels binnen kasten voor de omvormer(s).
•
Voor IP 54-eenheden is een ononderbroken
aansluiting met hoge frequentie tussen de
frequentieomvormer en de motoreenheden vereist.
In de afbeelding is een voorbeeld van een EMC-correcte
elektrische installatie weergegeven van een IP 20
frequentieomvormer. De frequentieomvormer is
in een installatiekast met een uitgangsschakelaar
gemonteerd en op een PLC aangesloten, in
dit voorbeeld in een afzonderlijke kast. Bij IP
54-eenheden en VLT 5032-5052, 200-240 V in
een IP 20 /IP 21/NEMA 1-behuizing moeten voor
goede EMC-prestaties afgeschermde kabels worden
aangesloten via EMC-doorvoerbuizen. Zie de
afbeelding. Andere installatiemethoden kunnen ook
goede EMC-karakteristieken opleveren, mits de
bovenstaande richtlijnen voor een goede technische
praktijk in acht worden genomen.
Wanneer de installatie niet volgens de richtlijnen
wordt uitgevoerd en niet-afgeschermde kabels
en stuurkabels worden gebruikt, wordt aan
sommige emissievereisten niet voldaan, ook al
wordt wel aan de immuniteitsvereisten voldaan.
Zie het gedeelte EMC-testresultaten in de Design
Guide voor meer informatie.
MG.51.A8.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
®
Serie 5000