FULL en NATIVE (zie "Scanmodusbeeld" op
pagina 41). NATIVE werkt alleen wanneer 1080i-,
1080P- of 720P-signalen worden ingevoerd. 1080P kan
geselecteerd worden wanneer de BKM-250TGM
geïnstalleerd is.
De scanmodus van het beeld kan ook gewijzigd worden
wanneer MULTI DISPLAY ENABLE ingesteld is op
ON. De selecteerbare scanmodi variëren afhankelijk van
de instellingen bij DISPLAY LAYOUT (pagina 38).
Wanneer FULL geselecteerd is bij de
multidisplaymodus SIDE BY SIDE, wordt het beeld
vergroot en blijft de beeldverhouding gelijk. In dit geval
worden de linker- en rechterrand van het beeld
bijgesneden.
ASPECT
Druk hierop om de beeldverhouding op 4:3 of 16:9 in te
stellen.
EXT SYNC (externe synchronisatie)
Druk hierop om het apparaat te bedienen op een extern
synchronisatiesignaal via de EXT SYNC IN-stekkerbus.
EXT SYNC werkt als de component/RGB-signalen
worden herkend.
MULTI DISPLAY
Druk op de toegewezen knop om de multidisplay weer
te geven. Kies de instelling multidisplay in het menu
MULTI DISPLAY SETTING (zie pagina 37).
DISPLAY LAYOUT
Druk op deze knop om DISPLAY LAYOUT in te stellen
wanneer de multidisplay ingeschakeld is. Telkens
wanneer deze knop ingedrukt wordt, wordt de modus als
volgt gewijzigd: POP t PIP t SIDE BY SIDE (zie
"DISPLAY LAYOUT" op pagina 38).
SUB INPUT SELECT
Druk op deze knop om de ingangssignaaltypes voor het
subscherm in te stellen wanneer de multidisplay
ingeschakeld is. Telkens wanneer deze knop ingedrukt
wordt, wordt de modus als volgt gewijzigd:
COMPOSITE t Y/C t RGB t COMPONENT t
OPTION A-1 t OPTION A-2 t OPTION B-1 t
OPTION B-2 t VIDEO WAVE (zie "SUB INPUT
SELECT" op pagina 38).
POSITION
Druk op deze knop om de positie van het subscherm in
te stellen wanneer PIP of POP ingeschakeld is. Telkens
wanneer deze knop ingedrukt wordt, wordt de modus als
volgt gewijzigd: wanneer POP geselecteerd is: 1 (boven)
t 2 (midden) t 3 (onder), en wanneer PIP
geselecteerd is: 1 (linksonder) t 2 (rechtsonder) t 3
(rechtsboven) t 4 (linksboven) (zie "POSITION" op
pagina 38).
FRAME
Druk op deze knop om de positie van het hoofdscherm
in te stellen wanneer POP ingeschakeld is. Telkens
wanneer deze knop ingedrukt wordt, wordt de modus als
volgt gewijzigd: RIGHT t LEFT (zie "FRAME" op
pagina 38).
SUB PICTURE SIZE
Druk op deze knop om het formaat van het subscherm in
te stellen wanneer PIP ingeschakeld is. Telkens wanneer
deze knop ingedrukt wordt, wordt de modus als volgt
gewijzigd: 1 (klein) t 2 (groot) (zie "SUB PICTURE
SIZE" op pagina 38).
I/P MODE
Druk op de knop om de vertraging door de
beeldverwerking tot een minimum te beperken wanneer
een interlace-signaal binnenkomt. Telkens wanneer u op
de knop drukt, schakelt de modus in de volgorde
INTER-FIELD t LINE DOUBLER t FIELD
MERGE (zie "I/P MODE" op pagina 37).
MIRROR IMAGE
Druk op de toegewezen knop om het videosignaal om te
draaien en horizontaal weer te geven. Deze functie is
niet beschikbaar voor het PRESET 1 signaal en de
multidisplay.
MONO
Druk op de toegewezen knop om een monochroom
beeld weer te geven. Wanneer nogmaals op de knop
wordt gebruikt, dan schakelt de monitor automatisch
over op de kleurmodus.
APA (Auto Pixel Alignment, automatische
pixeluitlijning)
Druk hierop om het beeld automatisch af te stellen op
maximale helderheid voor het ontvangen signaal op de
HD15-ingang. Zie voor de fijnafstemming volgens het
ingangssignaal a.u.b. "DOT PHASE" op pagina 35.
Wanneer het menuscherm of het multidisplay wordt
weergegeven, werkt APA niet.
Opmerking
Als de APA-werking niet correct wordt voltooid, stel
dan afhankelijk van het ingangssignaal de DOT PHASE
(pagina 35) af.
Afstellingen in menu's verrichten
39