PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper fig.
104 en attenderen de bestuurder via een
repeterend geluidssignaal op de aanwe-
zigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch ge-
activeerd als de achteruit wordt in-
geschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
fig. 104
AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als de achteruit wordt ingeschakeld,
treedt automatisch een repeterend
geluidssignaal in werking (een kort piep-
geluid om de activering van het systeem
aan te geven).
De frequentie van het geluidssignaal:
❒ neemt toe als de afstand tot het
obstakel kleiner wordt;
❒ klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❒ blijft constant als de afstand tot het
obstakel constant blijft.
Meetbereik
Meetbereik in het midden: 120 cm
Meetbereik aan de zijkanten: 60 cm
Als de sensoren meerdere obstakels
signaleren, dan reageren zij alleen op die
obstakels die zich het dichtst bij de auto
bevinden.
F0T0155m
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal met
een duur van 3 seconden.
Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen
modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees
voorzichtig bij het reinigen van de sen-
soren om krassen of beschadigingen te
voorkomen; gebruik geen droge, grove
of harde doek. De sensoren moeten
worden gereinigd met schoon water,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wastunnels waar ge-
bruik wordt gemaakt van stoom of
hogedrukreiniging, moeten de sensoren
kort worden gereinigd. Houd hierbij de
spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
77