Om de juiste werking van de auto te her-
stellen, moeten de volgende handelingen
worden uitgevoerd:
❒ draai de contactsleutel in stand MAR;
❒ schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒ schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒ schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒ schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒ schakel de rechter richtingaanwijzer in;
❒ schakel de rechter richtingaanwijzer uit;
❒ schakel de linker richtingaanwijzer in;
❒ schakel de linker richtingaanwijzer uit;
❒ draai de contactsleutel in stand STOP.
ATTENTIE!
Als u na een ongeval een
brandstoflucht ruikt of merkt
dat het brandstofsysteem lekt, scha-
kel dan het systeem niet opnieuw in,
zodat brand wordt voorkomen.
56
INTERIEURUITRUSTING
ARMSTEUN STOEL
BESTUURDERSZIJDE
(indien aanwezig) fig. 58
Op enkele uitvoeringen is de bestuurders-
stoel voorzien van een armsteun.
U kunt de armsteun omhoog en omlaag
zetten in de richting van de pijlen.
OPBERGVAKJEfig. 59
Deze bevindt zich voor de voorstoel aan
passagierszijde.
DASHBOARDKASTJE
(indien aanwezig)
Trek aan de handgreep A-fig. 60 om het
kastje te openen.
ATTENTIE!
Rijd niet met een geopend
dashboardkastje: bij een on-
geval zou de passagier zich kunnen
verwonden.
fig. 58
fig. 59
fig. 60
F0T0056m
F0T0187m
F0T0069m