BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGS-
KNIPPER-LICHTEN
Druk op de knop A-fig. 56, ongeacht de
stand van de contactsleutel. Als het sys-
teem is ingeschakeld, branden de lampjes
Î
¥
en
op het instrumentenpaneel. De
lichten schakelen uit als u de knop A nog-
maals indrukt.
BELANGRIJK Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is afhankelijk van
de wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
Noodstop
(indien van toepassing)
Bij een noodstop schakelen automatisch
de waarschuwingsknipperlichten in en
Î
gaan gelijktijdig de lampjes
en
instrumentenpaneel branden. De functie
schakelt automatisch uit als de remver-
traging niet meer het karakter van een
noodstop heeft. Deze functie voldoet aan
de huidige wettelijke voorschriften.
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig) fig. 57
Druk bij ingeschakelde buitenverlichting
op knop 5. Op het instrumentenpaneel
gaat het controlelampje 5 branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop.
fig. 56
¥
op het
fig. 57
MISTACHTERLICHTEN fig. 57
Druk voor inschakeling op knop 4. De-
ze werken alleen als het dimlicht of de
mistlampen voor zijn ingeschakeld. Op het
instrumentenpaneel gaat het controle-
lampje 4 branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop of schakel het dimlicht en/of de mist-
lampen voor (indien aanwezig) uit.
BRANDSTOFNOODSCHAKELING
Deze schakelt in bij een ongeval waardoor:
A
❒ de toevoer van brandstof wordt
gestopt en de motor afslaat;
❒ de portieren automatisch
ontgrendelen;
❒ de interieurverlichting wordt
ingeschakeld.
F0T0049m
Bij bepaalde uitvoeringen verschijnt op het
display het bericht "Brandstofnood-
schakeling ingeschakeld zie instructieboek"
als de brandstofnoodschakeling inschakelt.
Controleer de auto zorgvuldig op brand-
stoflekkage, bijvoorbeeld in de motor-
ruimte, onder de auto of in de nabijheid
van de brandstoftank.
Draai na het ongeval de contactsleutel in
stand STOP om te voorkomen dat de
accu ontlaadt.
F0T0036m
55