5
6
7
8 8
9
Figuur 82
1. Hier meten in het midden
van de wartels
2. Contramoeren van wartel
3. Voorste wartel
4. Voorste ketting
5. Achterste ketting
10. Controleer voor elke gaffel de afstand tussen de gaffel
en de draagarm van het maaidek.
Opmerking: Deze afstand moet 11 mm bedragen
zoals afgebeeld in
Figuur
11. Als afstelling vereist is, zet dan de bovenste kettingbout
los
(Figuur
82).
12. Zet de contramoer los en stel de bout af om de juiste
afstand te verkrijgen; zie
13. Draai de contramoer en de bovenste kettingbout vast.
1
2
3
2
4
g020801
6. Stelbout
7. Contramoer
8. Gaffel
9. Bovenste kettingbout
83.
Figuur
83.
1. Stelbout
2. Contramoer
3. Gaffel
Schuinstand van het rechtermaaidek
instellen
1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand
2. Meet het rechtermes bij punt C. Meet de afstand tussen
een horizontaal oppervlak en de snijrand van het
maaimes en noteer deze afstand
3. Meet het rechtermes bij punt D. Meet de afstand
tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van
het maaimes en noteer deze afstand
4. Het maaimes moet 6 tot 10 mm lager staan bij punt C
dan bij punt D
is, gaat u als volgt te werk.
5. Zet de contramoeren aan de voorste wartels los.
6. Gebruik de rechtercontramoeren om de lengte van
de rechterdraadstang af te stellen. Zorg voor een
schuinstand van 6 tot 10 mm in de lengterichting.
7. Zet de contramoeren aan de voorste wartels links en
rechts vast.
57
1
2
3
4
Figuur 83
4. Draagarm van maaidek
5. De afstand moet 11 mm
bedragen.
(Figuur
84).
(Figuur
(Figuur
84). Indien dit niet het geval
5
g020807
(Figuur
84).
84).