Het veiligheidssysteem
gebruiken
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om het inschakelen van de
maaimessen alleen mogelijk te maken wanneer:
•
de rechterrijhendel in de middelste onvergrendelde stand
staat.
•
de aftakasschakelaar in de stand Aan staat.
Het veiligheidssysteem is ontworpen om de maaimessen
te stoppen als u de rechterrijhendel verplaatst of in de
vergrendelde neutraalstand zet.
De urenteller is voorzien van symbolen om de gebruikers
op de hoogte te stellen als het veiligheidssysteem in de
juiste stand staat. Als het veiligheidssysteem zich in de
juiste stand bevindt, wordt er een driehoekje verlicht in
het betreffende hokje.
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt
Het veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens
voordat u de machine gebruikt.
Opmerking: Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals
hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren
door een erkende servicedealer.
Figuur 20
1. Start de motor; zie
2. Stel de parkeerrem in werking.
3. Zet de rechterrijhendel in de middelste onvergrendelde
stand.
Opmerking: De messen mogen niet draaien.
4. Beweeg de rijhendels naar voren.
Opmerking: De motor moet afslaan.
5. Start de motor en zet de parkeerrem vrij.
6. Zet de rechterrijhendel in de middelste onvergrendelde
stand.
7. Hou de rechterrijhendel in de middelste,
onvergrendelde stand, trek de aftakasschakelaar
omhoog en laat de schakelaar los.
Opmerking: De koppeling moet aangrijpen en de
maaimessen moeten beginnen te draaien.
8. Verplaats de rechterrijhendel naar de vergrendelde
neutraalstand.
Opmerking: De messen moeten stoppen met
draaien en de motor moet blijven lopen.
9. Druk de aftakasschakelaar omlaag en beweeg de
rechterrijhendel naar de middelste onvergrendelde
stand.
10. Hou de rechterrijhendel in de middelste,
onvergrendelde stand, trek de aftakasschakelaar
omhoog en laat de schakelaar los.
Opmerking: De koppeling moet aangrijpen en de
maaimessen moeten beginnen te draaien.
11. Zet de aftakasschakelaar omlaag naar de stand Uit.
Opmerking: De messen moeten stoppen met
draaien.
12. Zet terwijl de motor loopt de aftakasschakelaar
omhoog en laat deze los terwijl u de rechterrijhendel in
de middelste onvergrendelde stand houdt.
Opmerking: De messen mogen niet draaien.
21
Motor starten (bladz.
19).