1. Dagelijks onderhoudsinter-
val
2. Onderhoudsinterval 50 uur
3. Controleer de
bandenspanning
4. Controleer of alle moeren
en bouten goed vastzitten
5. Controleer alle slangen op
lekken
6. Controleer het peil van de
hydraulische vloeistof
7. Controleer brandstofpeil
8. Controleer motoroliepeil
9. Controleer of de
stoelschakelaar werkt
10. Controleer luchtfilterele-
ment
111-7249
11. Controleer de instelling van
het maaidek
12. Koelvloeistofpeil
controleren
13. Controleer of de radiateur
schoon is
14. Controleer en reinig de
machine
15. Gebruik een momentsleutel
om te controleren of de
wieldoppen vast zitten:
voorwielen 200 N·m,
achterwielen 54 N·m.
11
decal111-7249
16. Smeerpunten voor dagelijks
onderhoudsinterval
17. Smeerpunten voor
onderhoudsinterval 50 uur