2. Ontgrendel en open de motorkap.
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn
dieselbrandstof en brandstofdampen
uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of
explosie van brandstof kan brandwonden of
materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een
afgezette of koude motor bijvullen. Neem
eventueel gemorste brandstof op.
• Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul
de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot
13 mm van de onderkant van de vulbuis
staat. Dit geeft de brandstof in de tank
ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg dat de
dop op zijn plaats blijft.
3. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectiepomp
open
(Figuur
43).
Figuur 43
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
4. Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan. De
elektrische brandstofpomp begint te werken. Hierbij
komt er lucht bij de ontluchtschroef naar buiten.
Opmerking: Laat het sleuteltje op AAN staan totdat
er een volle straal brandstof bij de schroef naar buiten
komt.
5. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het sleuteltje
op UIT.
Opmerking: Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien de
motor echter niet start, kan er lucht tussen de injectiepomp
en de injectors zitten; zie
Het veiligheidssysteem
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
1. Controleer of alle omstanders zich buiten het
werkgebied bevinden en houd handen en voeten uit de
buurt van de maaidekken.
2. Met de bestuurder op de stoel mag de motor niet
starten als de schakelaar voor de maaidekken of de
tractieregeling is ingeschakeld. Verhelp het probleem
als het systeem niet naar behoren werkt.
3. Neem plaats op de stoel, plaats het tractiepedaal in
de neutraalstand, ontgrendel de parkeerrem en zet
de schakelaar van de maaidekken in de stand Uit.
De motor moet starten. Sta op uit de stoel en druk
langzaam het tractiepedaal neer. De motor moet
binnen drie seconden stoppen. Verhelp het probleem
als het systeem niet naar behoren werkt.
Opmerking: De machine is uitgerust met een
interlockschakelaar op de parkeerrem. De motor stopt als
het tractiepedaal wordt ingedrukt terwijl de parkeerrem in
werking is gesteld.
De machine transporteren
•
Wees voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
•
Gebruik een oprijplaat over de volledige breedte als u de
machine inlaadt op een aanhanger of een vrachtwagen
of uitlaadt.
•
Zet de machine goed vast met spanbanden, kettingen,
kabels of touwen. Zowel de voorste als de achterste
spanband moet naar beneden en naar de buitenkant van
de machine lopen; zie
33
Injectors ontluchten (bladz.
Figuur
44.om
51).