Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Figuur 31
1. Tractiepedaal voor vooruit
2. Tractiepedaal voor
achteruit
3. Schuif voor
maaien/transport
Tractiepedalen
Trap het tractiepedaal
(Figuur
Druk het tractiepedaal voor achteruit
achteruit te rijden of om te remmen tijdens vooruit rijden.
Daarnaast kunt u het pedaal in de neutraalstand zetten om
de machine te stoppen.
Schuif voor maaien/transport
Met uw hiel beweegt u de schuif voor maaien/transport
(Figuur
31) naar links in de transportstand en naar rechts in
de maaistand. De maaidekken kunnen uitsluitend worden
gebruikt in de maaistand.
Belangrijk: De maaisnelheid is in de fabriek afgesteld
op 9,7 km per uur. De maaisnelheid kan worden
verhoogd of verlaagd door de borgschroef voor de
snelheid te verstellen
(Figuur
4. Hendel om stuurwiel te
verstellen
5. Sleuf voor indicator
6. Hoekindicator
31) in om vooruit te rijden.
(Figuur
31)in om
32).
1. Borgschroef voor snelheid
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel om het stuur te verstellen
achteren om het stuurwiel in de gewenste stand te zetten en
duw de hendel vervolgens naar voren om vast te zetten.
Sleuf voor indicator
De sleuf in het bestuurdersplatform
wanneer de maaidekken zich in de centrale stand bevinden.
Hoekindicator
De hoekindicator
(Figuur
van de machine aan.
Contactschakelaar
De startschakelaar
(Figuur
start, afzet en voorverwarmt, heeft drie standen: Uit,
Aan/Voorgloeien en Start. Draai het sleuteltje naar
Aan/Voorgloeien totdat het indicatielampje van de
gloeibougie uitgaat (ongeveer 7 seconden); draai daarna het
contactsleuteltje naar Start om de startmotor in werking te
stellen. Laat het sleuteltje los zodra de motor start. Het
sleuteltje draait automatisch naar de stand Aan/Lopen. Draai
de sleutel naar de stand Uit om de motor af te zetten en
verwijder het sleuteltje uit het contactslot om te voorkomen
dat de motor per ongeluk wordt gestart.
25
Figuur 32
(Figuur
31) naar
(Figuur
31) geeft aan
31) geeft in graden de hellinghoek
33), waarmee u de motor