GEWICHTSOVERDRACHTKOPPELING
(Fig. 82-83)
De gewichtsoverdrochtkoppeling, welke bij trekkers met clrukregelinq wordt
gemonteerd, wordt gebruikt om het gewicht van een getrokken werktuiH
over te brengen op de achterwielen van de trekker. Men kon volledig 'Ion
de gewichtsoverdrachtkoppeling gebruik maken
bij
vierwielige wagens,
zware schijveneggen, wiclplocgen en door cic aflokas oongedreven werk·
tuigen. De koppeling bestoot uit een buisFrame, hefboom en "'cn kettinC].
De hdormpennen kunnen voor cCltegorie 1 en 11 gebruikt wo, den en won-
neer deze pennen niet gebruikt worden, kunnen de7'c in hel f'Cllne
'10'.1·
gezet worden.
Een bevestigingsplClClt, welke met bouten ClCIn hel f,·ome is vostgenwClkt,
kan zo gemonteerd worden, dot deze post op de MF 135, 165 en 175
trekkers. De hefboom kon in een bepclCllde stand geblokkee,d worden voor
tra n sportwerkzClo m heden.
Bevestiging
1. Monteer de bevestigingsplaClt op de hefmmsleun (zie fig. 82).
2. Plaats de koppeling achter de trekker, zet de onder'de hefmmen in de
heformsteunen en bevestig hel frome aan de onderste hefmmen. Zei de
pennen mei de klemmen vast.
Bediening
Bevestig het werktuig op de normcde wijze Clan de trekker. De ketting
v:Qldl
oan de trekboom van het werktuig bevestigd, zoals met de traile,· op fiq.
8~,
Won neer de drukregeling via de heFmmen druk overbrengt, ;:al de ketting.
aan de trek boom van het werktuig t,'ekken. DClor de trek boom stevig oan
de trekker bevestigd is, zol de hefkrocht door de ketting noor b\Oneden door·;
de onderste hefarmen, op de achterwielen van de trekker· overgebracht":
worden, waardoor extra trekkrocht en grip verkregen wordt.
De hefboom kan in een bepaalde stand vastgezet wo,·den.
Wanneer de ketting niet gebruikt wordt, of wanneer deLe tegen het werk-
tuig zou stoan, zools tegen de hondrem von een traile,·, kan deze van de
hefboom verwijderd worden en Clan het f,·ome worden bevestigd.
De gewichtsoverdrachtkoppeling is voorzien van een belongrijke veiligheid.
Deze verhindert dot de tr'ekker achterover sloot, speciaal bij het rijden
tegen hellingen.
Door de lengte van de ketting te verstellen kan men het buisframe even'
wijdig met de grond houden en wanneer tijdens het werk de voorzijde van
de trekker omhoog goot, zullen de onderste hefarmen het einde vnn cic
opwoartse beweging bereiken, voordat de trekker· ecn gevaClrlijke hock
bereikt heeft.
Wanneer de hefarmen geheel ol11hoog zijn, zol elp trek door
cl" ketting
stoppen, totclnt cic trekker· wee'· Illeer I;orizontc,nl stnnt.
83