MOTOR
Smering
Olie wordt onder druk noor de krukas, drijfstangen en tandwielen gevoerd.
Het kleppenmechanisme wordt met een verminderde druk gesmeerd. De
nokkenaslagers worden door de overloop van het kleppenmechanisme naar
de nokkenas kamer gesmeerd, terwijl het peil geregeld wordt.
De overloop van de nokkenaskamer wordt naar het distributiedeksel ge-
voerd.
Wanneer de motor koud is, of op toeren komt, is het mogelijk, dot de
oliedrukmeter nogal hoog aanwijst; terwijl wanneer de motor met een laag
toerental loopt de aanwijzing laag is. Door he! toerental Ie verhogen, zal
de aanwijzing weer normaal worden.
Oliefiiler (Fig_ 90 en 91)
Een oliefilter met een verwisselbaar element bevindt zich aan de linkerzijde
van het motorblok en deze beschermt de smeerolie tegen stof of enig ander
vuil.
Om het filterelement te verwisselen, moet men de middelste bout (fig. 90)
verwijderen en de houder met hel element demonteren. Controleer voor het
monteren, of de pakking tussen de houder en het deksel nog goed is, en
vernieuw deze zonodig. Draai de bout niet te vast, daar hierdoor de pakking
beschadigd zal warden.
Controleer of de onderste oliekeerring (1. Fig. 91) en veer (2. Fig. 91) goed
gemonteerd zijn. Vul de houder na het monteren voor een derde gedeelte
met schone motorolie.
Verversen van motorolie
De motorolie moet op de tijden, welke in het Hoofdstuk Onderhoud gegeven
zijn, ververst worden. Tap de motor af, wanneer deze nog warm is en zorg
ervoor, dat de trekker op gelijke grond staat. Zie fig. 87 voor de aftapplug
van het carter.
Gebruik een voorgeschreven olie, welke op blz. 98 gegeven zijn en gebruik
altijd hetzelfde merk en dikte olie. (Tot seizoen verversing).
102
•
•