Middenaftakas
De middenaftakas, welke dient, voor het gebruik van middengemonteerde
maaiapparaten etc. bevindt zich aan de rechterzijde van het transmissiehuis,
achter boven de treeplank. De diameter is 1%" (34.9 mm) en de aftakas is
voorzien van spiebanen en een rondlopende groef om koppelingen voor
door de aftakas aangedreven werktuigen aan te kunnen koppelen. Een
speciale dop beveiligt de as, wanneer deze niet in gebruik is. De midden-
aftakas wordt ingeschakeld door het handle naar achteren te bewegen en
uitgeschakeld door het handle naar voren te bewegen,
De midden- en normale aftak as kunnen onafhankelijk van elkaar gebruikt
worden.
Technische gegevens middenaftakas:
1227 omw/min. van de aftakas bij 1800 omw/min. van de motor.
•
Max. transmissievermogen 15 tot 17 p.k.
SPOORBREEDTEVERSTELLING
Voorwielen (A. Fig. 68)
De spoorbreedte van de voorwielen is verstelbaar in trappen van 4" van
48" (1219 mm) tot 80" (2032 mm). Voor standen boven 64" (1625 mm) moet
het voetgas (indien gemonteerd) verplaatst worden (zie blz. 115). De standen
tussen 48" en 72" (1219-1828 mm) worden als volgt verkregen:
Krik de trekker op en verwijder de twee bouten, waarmee de beide voor-
ashelften aan het middengedeelte van de vooras bevestigd zijn. Verploots
daarna de voorashelften totdat de gewenste spoorbreedte verkregen is. De
stuurstangen behoeven niet bijgesteld te worden. Breng nu de bouten weer
aan, maar zorg ervoor, dat aan elke helft tussen de twee bouten een gal
I
r
i·
[
~
.
"
overblijft voor voldoende steun.
Bij een stand van de vooras op 68"
spoorbreedte van 76" verkregen. Bij
breedte van 80" verkregen.
,
i.
~
'"
<<' "
~
en de wielen omgedraaid, wordt een'
•
I·
een stand van 72" wordt een
spoor~,Î'
Gebruik dezè spoorbreedten nooit, wanneer voorladers of dergelijke ge-
' * .
monteerd zijn.
Achterwielen (B. Fig. 68)
De spoorbreedte van de achterwielen is in trappen val') 4" (101.6 mm) van
48" (1219 mm) tot 76" (1930 mm) verstelbaar, door de velg en wielschijf in
verschillende standen te monteren (zie fig. 68). Verder kan het nodig zijn,
dat de wielen verwisseld moeten worden om een maximum trekkracht te
behouden.
Indien de standen 48",52", 64" of 68" (1219, 1320, 1625 of 1727 mm) inge-
steld worden tot of vanaf de standen 56", 60", 72" of 76" (1422, 1524, 1828
of 1930 mm) moeten de wielen verwisseld worden. Controleer steeds wanneer
de achterwielen gesteld zijn, of de pijl aan de zijkant van de banden wel
in de voorwaartse richting wijst, zodat maximum trekkracht wordt verkregen.
De achterwieJmoeren moeten geregeld gecontroleerd worden en de aan-
haalspanning bedraagt 170-180 Ib/ft (23.5-24.89 kg/m),
f· ".
~
.
,.
~;..
{
~
~.
(
.
r·
"
I
69
i"