~
3. Posilieregeling
."
Sommige werktuigen kunnen beter met het positieregelinghondle dan met
het diepteregelinghandle bediend worden, b.v. grondboren, maaiapparaten,
egaliseerbladen en andere werktuigen, welke weinig of geen diepte nodig
hebben.
a. Beginstand (Fig. 50)
Buitenste handle. Niet gebruikt. Zet het handle boven In het kwadrant
in de "Up" stand.
Binnenste handle. Zet de voorste verstelbare stop terug en zet deze vast,
zodat een transportstop gevormd wordt. Zet het positieregelinghandle
in het rode gedeelte, zodat een juiste werkhoogte van het werktuig
•
bereikt is.
Reactiesnelheidhandle. Niet gebi·uikt.
b. Werkstand (Fig. 51)
Buitenste handle. Niet
g~bruikt.
Binnenste handle. Wanneer de gewenste werkhoogte is bereikt moet de
verstelbare stop tegen het positieregelinghandle gezet worden en met
de gekartelde moer vastgezet worden.
Reactiesnelheidhandle. Niet gebruikt.
c. Na het werk (Fig. 52)
54
Buitenste handle. Niet gebruikt.
Binnenste handle. Bij liet bereiken van de wendakker wordt het werktuig
uit het werk gebracht door het positieregelinghandle terug tegen de
transportstop te zetten.
Hervat het werk door het positieregelinghandle naar voren tegen de
verstelbare stop te zetten.
.--
Reactiesnelheidhandle. Niet gebruikt.