Probleemoplossing
Probleemoplossing spanningsverlies
Probleemoplossing
De normale spuitspanning voor een systeem is 45-55
kV. De systeemspanning is lager dan de nominale
spanning door de stroomvraag bij het spuiten en door
normale verliezen in het isolatiesysteem.
Een verlies van spuitspanning kan worden
veroorzaakt door een probleem met het spuitpistool,
de vloeistofslang of het systeem voor elektrische
isolatie, aangezien alle systeemonderdelen elektrisch
aangesloten zijn via de geleidende vloeistof op
waterbasis.
Note
Het is belangrijk om de binnenkant van de
isolatiekast schoon te houden. Wanneer de
buitenkant van de isolatievloeistofpomp (K),
de drijfstangen van de isolatieklep (225) of
plastic wanden van de kast (9) vuil zijn, zal
er spanningsverlies optreden langs deze
routes.
1. Controleer het isolatiesysteem
op lekken zoals beschreven in
Controleren op vloeistoflekkage, page
2. Controleer op verbindingen tussen onderdelen
onder hoogspanning en geaarde onderdelen
in het isolatiesysteem. De afbeelding
in
Probleemoplossing HydroShield-
spanning, page 74
onder hoogspanning, de geïsoleerde en geaarde
onderdelen.
3. Controleer of de druk van de inlaatlucht hoger is
dan de minimumvereiste van 0,5 MPa (4,8 bar,
70 psi). Het veld 'Inlaatlucht' is zichtbaar op het
Startscherm. Zie
Startscherm, page 44
4. Volg de probleemoplossingsprocedure
uiteengezet in de spuitpistoolhandleiding
3A7504.
5. Doseer genoeg vloeistof om eventuele
luchtbellen uit de vloeistofleiding te verwijderen.
6. Controleer of de elektrostatische afscherming
(12) bevestigd is, en sluit en vergrendel daarna
de kastdeur.
3A8018D
spanningsverlies
spanningsverlies
65.
identificeert de onderdelen
.
7. Zet het systeem in modus Spuiten Druk
de pistooltrekker in met de elektrostatica
ingeschakeld door de ES aan/uit-schakelaar
in de AAN-positie te zetten. Bekijk het
spanningsniveau weergegeven op het
Startscherm om het de spuitspanning te
bekijken. In normale omstandigheden moet de
spuitspanning tussen 45 en 55 kV liggen. Als het
scherm 0 kV aangeeft, ga dan verder naar de
volgende stap. Als de spanning hoger dan 0 is
maar lager dan verwacht, ga verder met stap 10.
8. Als het systeem helemaal geen spanning (0 kV)
aangeeft, kan er iets mis zijn met de mechanische
werking van de isolatieklep, aardingsstang of
deurschakelaar. Open de kastdeur en ga naar de
onderhoudsschermen op de besturingsinterface.
• Activeer de kleppen 'shuttle omhoog' en
'shuttle omlaag' en controleer of de shuttle
vlot naar boven en beneden beweegt.
Zie
Onderhoud 3: Reset en test shuttle-
klep, page 59
om de shuttle te activeren.
• Activeer de aardingsstang en controleer of
de cilinder volledig intrekt. (Zie
Reset en test klep diversen, page
beide cilinders correct functioneren, ga verder
naar de volgende stap.
Note
Om de aardingsstang te activeren
moet de kastdeur gesloten zijn of
moet u de deurschakelaar handmatig
omzetten.
9. Controleer of de deurschakelaar
correct werkt. Volg de procedure in
De deurschakelaar controleren, page
10. Controleer de meetnauwkeurigheid van de
kV-meter bij een te lage spanning. Gebruik een
hoogspanningsmeetpen om de kV te meten aan
de elektrode van het spuitpistool. De meting zou
enkele kV moeten bedragen. Is dit niet het geval,
ga verder naar de volgende stap.
11. Een lek binnenin de isolatievloeistofpomp kan
ook leiden tot spanningsverlies. Controleer de
draineeropeningen (WH) van de pomp in de
middelste behuizing (307) op vloeistoflekken.
Geef de pomp indien nodig een onderhoudsbeurt.
12. Als de spanning nog steeds laag is, controleer
het pistool en de slang opnieuw.
Probleemoplossing
Onderhoud 5:
59.) Als
67.
73