Werken met de machine
130
Bij bediening van de functie „Voordraaien" (zie bedieningshandleiding
AMATRON 3) worden de boringen van de separatietrommel met
zaadkorrels afgesloten.
Hierdoor kan de benodigde luchtdruk zich opbouwen en worden ge-
meten.
Wordt de benodigde luchtdruk niet bereikt, controleer dan of alle bo-
ringen van zaadkorrels zijn voorzien.
Corrigeer de machine-instellingen bij lege plekken.
3. Begin te rijden
4. Controleer in AMATRON 3 de vereiste luchtdruk in de separatie.
5. Controleer de aflegdiepte en de korrelafstand van het zaadgoed,
alsmede de aflegdiepte van de meststof bij alle zaai-
/meststofschijven, corrigeer de diepte eventueel (zie hoofdstuk
„Zaadgoeddiepte en korrelafstand controleren", op pagina 102)
ο
na de eerste 100 m die op rijsnelheid zijn afgelegd
ο
na de overgang van lichte naar zware grond en omgekeerd
ο
periodiek, ten minste bij het navullen van de zaadgoedtank.
Als de zaadgoedtransportwegen verontreinigd zijn, kan er ver-
keerd gezaaid/gemest worden.
EDX 45/6000-2C BAH0046-3 09.14