Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
leg nooit meerdere matten op elkaar.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de
snelheidsregelaar kan de bestuurder
met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven
geven.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
Verdere voorwaarden buiten het inschakelen:
-
De vierde versnelling moet zijn
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak.
-
De tweede versnelling moet zijn
ingeschakeld bij rijden in de handmatige
stand bij een automatische transmissie.
-
De stand D van de automatische
transmissie moet zijn geselecteerd.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van
het stabiliteitscontrolesystemen.
De ingestelde snelheid kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te trappen.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Stuurkolomschakelaars
1
Toets voor het selecteren van de
snelheidsregelaar.
2
Toets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid.
3
Toets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid.
4
Toets voor het onderbreken/hervatten van
de snelheidsregeling.
Rijden
6
95