Identificatie
De auto is voorzien van verschillende zichtbare
merktekens voor de identificatie en registratie
van de auto.
A. Voertuigidentificatienummer (VIN) onder
de motorkap.
Dit is het ingeslagen chassisnummer.
B. Voertuigidentificatienummer (VIN) op het
dashboard.
Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar
door de voorruit.
C. Constructeursplaatje.
Deze eenmalige sticker is aangebracht op het
rechterportier.
De sticker bevat de volgende informatie:
-
de naam van de fabrikant,
-
het Europese typegoedkeuringsnummer,
-
het voertuigidentificatienummer (VIN),
-
het maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
(GVW)
-
het maximaal toelaatbaar treingewicht
(GTW).
-
het maximale gewicht op de voortrein,
-
het maximale gewicht op de achtertrein.
D. Sticker bandenspecificaties/kleurcode.
Deze sticker is aangebracht in de sponning van
het bestuurdersportier.
De sticker bevat de volgende informatie over
de banden:
-
de bandenspanning, onbeladen en met volle
belading,
-
de bandspecificatie, bestaande uit
maat en type, alsmede belastings- en
snelheidsindex,
-
de bandenspanning van het reservewiel.
De auto kan bij levering zijn voorzien van
banden met een andere aanduiding voor
belasting en snelheid dan vermeld op de
sticker: dit maakt voor de bandenspanning
geen verschil.
Technische gegevens
Bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning minimaal één
keer per maand, bij koude banden.
De op de sticker aangegeven
bandenspanningen gelden voor koude banden.
De banden zijn warm nadat u ten minste
10 minuten of 10 kilometer hebt gereden met
een snelheid van meer dan 50 km/u. In dat
geval moet u de bandenspanning 0,3 bar
(30 kPa) verhogen ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden.
Verlaag nooit de spanning van een warme
band.
Een te lage bandenspanning verhoogt
het brandstofverbruik.
9
145