Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting vóór
Halogeenlampen
1
Richtingaanwijzer (PY21W).
2
Grootlicht (H1).
3
Dimlicht (H7LL).
4
Parkeerlichten (W5W).
Halogeenlampen met
dagrijverlichting en mistlampen
1
Richtingaanwijzers (PY21W).
2
Grootlicht (H1).
3
Dimlicht (H7LL).
4
Dagrijverlichting/parkeerlichten
(LED's).
5
Mistlampen (H11).
Lichtgevende diodes (LED's)
Neem voor het vervangen van dit type
lampen contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storingen verhelpen
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
F Draai de stekker een kwart omwenteling
linksom.
F Trek de lamphouder los.
F Vervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
8
127