F Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik
het krikpunt A of B raakt; het contactvlak
van het krikpunt A of B moet goed in het
middelste deel van de kop van de krik
steken.
F Krik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of inklappen – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder krikpunt
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het krikpunt van de auto
zich in het midden van de kop van de krik
bevindt. Anders kan de auto beschadigd
raken en/of de krik losschieten – Kans op
letsel!
F Verwijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
Storingen verhelpen
F Verwijder het wiel.
Opbergen van het wiel met de beschadigde
band
Het wiel met de beschadigde band kan onder
de vloerplaat van de bagageruimte worden
opgeborgen, in de bak van het volwaardige
reservewiel.
Verwijder bij het opbergen van een lichtmetalen
velg eerst de naafdop om het bevestigingssysteem
(moer en bout) te kunnen plaatsen.
Als de auto is voorzien van een noodreservewiel,
kan het wiel met de beschadigde band niet onder
de vloerplaat van de bagageruimte worden
opgeborgen. Het wiel moet dan in de bagageruimte
worden opgeborgen; gebruik een hoes om de
bagageruimtebekleding te beschermen.
8
125